Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-255, 8 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-255

betreft: [Klager]           datum: 8 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere.

Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt, dat aan partijen is verstuurd. Klagers raadsvrouw in de beklagprocedure, mr. W.E.R. Geurts, heeft – binnen de daarvoor verleende reactietermijn – niet op dit verslag gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

        

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager de maaltijden die hem worden verstrekt niet kan eten en dat hij niet, althans onvoldoende, in de gelegenheid wordt gesteld zelf maaltijden te bereiden (AB-2018-026).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij lijdt aan taaislijmziekte en ervaart al sinds augustus 2017 problemen met de verstrekking van maaltijden. Hij kan de maaltijden die hem worden verstrekt niet eten, omdat hij daar als gevolg van een allergische reactie (onder meer) buikpijn en constipatie van krijgt. Dat heeft hij bij de medische dienst aangegeven. Het hoofd zorg heeft hem laten weten niks voor hem te kunnen doen. Klager krijgt enkel in het weekend gelegenheid om zelf te koken. Het is voor hem financieel niet mogelijk op die momenten voor de rest van de week vooruit te koken. Hij zou elke dag een uur de tijd willen krijgen om zelf een maaltijd te bereiden, hoewel hij dan (meer) schulden bij zijn familie zou moeten maken. Op dit moment eet klager voornamelijk brood en soms een stukje kipfilet. Er is geconstateerd dat klager een maagbacterie heeft en er lopen thans nog allerlei (bloed)onderzoeken.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de stukken bevindt zich een medisch advies van het Academisch Medisch Centrum van 13 november 2017. Uit dit advies volgt dat bij klager sprake is van een zeer milde variant van taaislijmziekte met een normale longfunctie en geen pulmonale klachten. Blijkens dit advies dient de voeding gezond te zijn, maar zijn er geen aanwijzingen dat sprake is van pancreasinsufficiëntie en zijn derhalve geen extra vitamines of andere voedingssupplementen geïndiceerd. Andere gedetineerden hebben net zoveel kooktijd als klager en zij koken wel vooruit of vragen andere gedetineerden voor hen te koken. Het is niet zo dat klager niet kan koken omdat hij wordt ingesloten. Hij wordt ingesloten, omdat hij niet aan de arbeid wil deelnemen. Die uren zou hij hoe dan ook niet aan koken kunnen besteden. Als uit de lopende onderzoeken een verandering van klagers medische situatie naar voren komt en een ander medisch advies wordt uitgebracht, zal de directeur dit advies volgen en het dieet van klager aanpassen. Klager ondergaat een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD).

3.         De beoordeling

De directeur draagt ingevolge artikel 42, vierde lid, aanhef en onder a, van de Pbw zorg voor de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger voorgeschreven medicijnen en diëten. In artikel 44, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur zorg draagt dat aan de gedetineerde voeding, noodzakelijke kleding en schoeisel worden verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien.

Klager zal, nu hij zich beklaagt over het niet naleven van de zorgplicht die de directeur ten aanzien van klager heeft, alsnog in zijn beklag worden ontvangen. Het beklag zal evenwel, gelet op het navolgende, ongegrond worden verklaard. 

De beroepscommissie stelt op basis van het verhandelde ter zitting vast dat klager  meermaals door de medische dienst is gezien en dat de medische dienst kennelijk geen aanleiding heeft gezien klager een aangepast dieet voor te schrijven of te adviseren hem ten opzichte van andere gedetineerden extra gelegenheid te bieden zelf maaltijden te bereiden. Ook uit het medisch advies van het Academisch Medisch Centrum van 13 november 2017 blijkt niet van een indicatie voor extra vitamines of voedingssupplementen, noch van enig ander aangepast dieet. Gelet daarop kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden gesteld dat de directeur zijn zorgplicht ten aanzien van klager heeft geschonden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, ing. M.J. Mulders en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 8 oktober 2018.

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven