Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-575, 26 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-575

betreft: [Klager]           datum: 26 september 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 15 maart 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Vught, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2018, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, met ingang van 7 november 2017, wegens een positieve uitslag bij een urinecontrole en het valselijk beschuldigen van personeel van het leveren van contrabande (VU-2017-002044).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 40,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is een rapport aangezegd in verband met een positieve uitslag bij een urinecontrole. Tijdens het horen, hetgeen in bijzijn van het personeel is geschied, heeft klager aangegeven dat hij van het personeel drugs zou hebben gekregen, maar heeft hij (desgevraagd) niet de naam van het betreffende personeelslid willen geven. Anders dan klager beweert, is niet gezegd hij naar de strafcel zou moeten als hij de naam niet zou noemen. Klager heeft zijn verhaal omtrent de wijze waarop hij de drugs heeft verkregen, tot driemaal toe gewijzigd en uiteindelijk aangegeven de drugs te hebben gevonden. Zijn stelling dat het personeel drugs zou leveren, kon hij niet concreet maken en was zodoende niet aannemelijk. Dergelijke uitspraken veroorzaken veel onrust. Bij het rogatoir horen heeft klager vervolgens (opnieuw) aangegeven dat hij drugs van het personeel zou hebben gekregen, maar dat hij geen naam wilde noemen. De (valse) beschuldiging is klager zeer ernstig aangerekend, omdat hij zijn verhaal drie keer heeft gewijzigd tijdens de afhandeling van de schriftelijke verslaglegging en uiteindelijk heeft aangegeven de drugs te hebben gevonden. Hij heeft het personeel ernstig in diskrediet gebracht. Gelet op dit gedrag en de positieve uitslag bij de urinecontrole is de straf redelijk en billijk. Ook is de opgelegde straf niet in strijd met hogere wet- of regelgeving. De door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming staat niet in verhouding tot de beschuldigingen die klager over het personeel heeft geuit zonder daarvoor enig bewijs aan te leveren. 

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De directeur kan een gedetineerde, gelet op het bepaalde in artikel 51, eerste lid, onder a, in samenhang met artikel 50, eerste lid, van de Pbw, een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken opleggen wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

Uit het schriftelijk verslag van 2 november 2017 komt naar voren dat klager bij een op 27 oktober 2017 afgenomen urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van cannabis. Klager heeft de positieve uitslag van deze urinecontrole niet betwist. Hij heeft, daarover gehoord, ten overstaan van de directeur en – zo heeft de directeur ter zitting verklaard – in aanwezigheid van het personeel, het personeel ervan beschuldigd hem drugs te hebben geleverd. Vervolgens heeft hij twee geheel andere verklaringen afgelegd. Een dergelijke beschuldiging, alsmede het afleggen van wisselende verklaringen, ondermijnt het gezag van het personeel en vormt een bedreiging voor de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting. Gelet daarop en op het feit dat klager bij een urinecontrole positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs, heeft de directeur klager in redelijkheid een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel kunnen opleggen. Zodoende zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond worden verklaard, waarmee de grondslag van de aan klager toegekende tegemoetkoming komt te vervallen.        

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven