Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0827/GA, 20 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/827/GA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.C.van der Velde, advocaat te Almere, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 15 januari 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Flevoland, locatie Almere Binnen te Almere, welke uitspraak op 20 februari 2003 is verzonden.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering inzage te verlenen van de dossiers van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op grond van het bepaalde in de Wet op de persoonsregistraties (Wpr) recht op inzage in ieder forensisch dossier waarin zijn naam c.q. zijn personalia zijn opgenomen. Een onderscheid naar aard van het dossier wordt doorde Wpr niet gemaakt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.
De beoordeling
Het beklag richt zich op een schending van verzoekers recht op inzage van in de inrichting voorhanden zijnde dossiers, met klagers persoonsgegevens. Op deze dossiers, waarin sprake is van al dan niet geautomatiseerde verwerking vanpersoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen dan wel bestemd zijn om daarin opgenomen te worden, zijn de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) d.d. 6 juli 2000, Stb. 302 van toepassing. De artikelen 33 toten met 42 van de Wbp regelen de informatieverstrekking aan en de rechten van de betrokkene in verband met deze gegevens..
De beroepscommissie acht, mede gelet op hetgeen door de directeur is aangevoerd tegenover de beklagcommissie, voldoende aannemelijk dat aan klager desgevraagd een aantal malen inzage is gegeven van zijn penitentiair dossier en dathij ook inzage heeft gehad van de – hem betreffende – bezoekerslijst. Ten aanzien van verzoekers medische dossier is de directeur niet de verantwoordelijke als bedoeld in de Wbp en klager dient zich met een verzoek om inzage eersttot de medische dienst van de inrichting te richten. In zoverre heeft de beklagcommissie het beklag op goede gronden ongegrond verklaard.
Ten aanzien van de overige dossiers – klager spreekt over inrichtingsdossier, afdelingsdossier, bevolkingsdossier, arbeidsdossier, geestelijke verzorgingsdossiers, reclasseringsdossier, en andere dossiers – acht de beroepscommissieonvoldoende aannemelijk dat verzoeker zich op de daartoe geëigende weg, te weten middels een officieel verzoek, tot de directeur heeft gewend om inzage van die dossiers (voor zover dergelijke dossiers al bestaan) te verkrijgen. Omdie reden kan er daarom geen sprake zijn van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw en had verzoeker in zoverre niet mogen worden ontvangen in zijn beklag. Dit maakt dat de beslissing van debeklagcommissie in zoverre niet in stand kan blijven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de klachten met betrekking tot schending van het inzagerecht van het penitentiair dossier, het bezoekregister en het medische dossier en bevestigt in zoverre deuitspraak van de beklagcommissie. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven