Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-372, 6 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-372

Betreft:            [klager]            datum: 6 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.T. Wernsen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 februari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waartegen klager beroep heeft ingesteld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 22 juli 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres in Alphen aan den Rijn, omdat de nabestaanden in Alphen aan den Rijn wonen. Klager zal na zijn detentie echter ook in Alphen aan den Rijn verblijven. Een confrontatie met de nabestaanden kan dus niet worden voorkomen, maar slechts worden uitgesteld. Klager verblijft dan ineens onafgebroken in Alphen aan den Rijn, terwijl hij bij (regimaire) verloven nog gecontroleerd kan worden. Klagers gezondheid maakt dat hij veel thuis zal zijn en iedere confrontatie uit te weg zal gaan. Zijn verlofadres bevindt zich aan de rand van Alphen aan den Rijn. Hij weet niet wie de nabestaanden precies zijn en heeft nu eenmaal geen ander verlofadres. Hij is, gelet op zijn medische gesteldheid, namelijk afhankelijk van zijn moeder. Klager dient daarom de kans te krijgen om te laten zien hoe hij zich gedraagt wanneer hij bij zijn moeder is.

De reclassering heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, omdat klager geen dagbesteding heeft van ten minste 26 uur per week. Klager heeft echter ernstige lichamelijke klachten en kan dus weinig inspanningen verrichten. Hierdoor kan hij geen dagbesteding vinden. Dit mag hem niet worden tegengeworpen. Klagers gedrag in de inrichting is goed. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat, maar klager was kort voor het gepleegde delict ontvoerd en bedreigd en het slachtoffer beschuldigde hem vlak voor het delict ten onrechte van diefstal, in bijzijn van derden. Het delict vond ruim 3,5 jaar geleden plaats. Niet is gebleken dat hierover nu nog conflicten lopen. Klager is bereid zijn behandeling bij De Waag voort te zetten.

Klagers justitiële documentatie is niet overgelegd. Het is dus onduidelijk hoe lang geleden de (meeste) delicten zijn gepleegd. Klager is al 41 jaar en realiseert zich – mede door zijn verslechterde gezondheid – dat hij afstand moet houden van het criminele circuit.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers recidiverisico wordt als hoog ingeschat en hij heeft nog geen (geïndiceerde) behandeling gehad. Uit de reclasseringsrapportage blijkt dat klager weinig voelt voor behandeling bij De Waag. De nabestaande woont op vier kilometer van klagers verlofadres. In verband met de aanrijtijd van de politie is een afstand van vijf kilometer vereist voor een effectief locatiegebod. Klager heeft dus geen aanvaardbaar verlofadres.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      Uit het selectieadvies van 4 december 2017 komt het volgende naar voren. Klager is veroordeeld voor doodslag. Hij heeft een omvangrijke justitiële documentatie en het recidiverisico werd op 22 maart 2017 als hoog ingeschat. Behandeling is geïndiceerd, maar heeft (op het moment van de bestreden beslissing) nog niet plaatsgevonden. Het opgegeven verlofadres ligt op vier kilometer van het adres van de nabestaande(n).

4.3.      De beroepscommissie overweegt als volgt. Weliswaar acht de reclassering het locatiegebod en de elektronische controle daarop uitvoerbaar (het verlofadres is op zich gezien dus niet zonder meer onaanvaardbaar), maar de afstand tot de nabestaande(n) is te klein. In samenhang met het hoge recidiverisico en de ernst van het delict, vormt klager daarom een meer dan beperkt maatschappelijk risico bij regimaire verloven op het opgegeven verlofadres. Gelet hierop kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt en zal het beroep ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 6 augustus 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven