Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1857/GV, 26 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1857/GV

betreft: [klager] datum: 26 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 augustus 2003 – door tussenkomst van het bureau selectiefunctionarissen – bij het secretariaatvan de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 augustus 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep, dat door zijn vriendin door middel van een brief wordt ondersteund, als volgt toegelicht. Klagers vriendin heeft destijds uit jaloezie aangifte jegens klager gedaan. Klager is uiteindelijk veroordeeld vooriets dat door de rechter als verkrachting is aangemerkt. Inmiddels hebben klager en zijn vriendin het weer bijgelegd. Zij komt zelfs wekelijks bij klager op bezoek. Klager en zijn vriendin hebben belang bij algemeen verlof, omdatzij dan verder aan hun relatie kunnen werken.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld wegens een gewelddadig delict. Wanneer hij zich thans door middel van verlof zou ophouden in de omgeving waar het delict is gepleegd, valt te verwachten dat dit grote maatschappelijke onrust teweeg brengt. Hetopenbaar ministerie heeft ernstig bezwaar gemaakt tegen het toestaan van verlof, gelet op het gewelddadige karakter van het delict en de angst voor slachtofferconfrontatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van gevangenis Alphen aan den Rijn heeft geadviseerd het gevraagde verlof toe te staan, mede gelet op het goede gedrag van klager.
Het openbaar ministerie heeft geadviseerd het gevraagde verlof niet toe te staan. Er bestaat bezwaar tegen dat klager terugkeert naar de plaats waar de delicten zouden hebben plaatsgevonden. Bovendien is de reden voor verlofonvoldoende gemotiveerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens poging tot doodslag, verkrachting, mishandeling, bedreiging, verboden wapenbezit en rijden onder invloed. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt opof omstreeks 5 februari 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.
Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof onvoldoende aanwijzingen zijn. Het enkele feit dat klager is veroordeeld wegens het plegen van een gewelddadig delict, zoals de Ministeraangeeft, is onvoldoende zwaarwegend om een verlof te weigeren. Het wettelijk systeem brengt nu eenmaal met zich dat alle gedetineerden, ook plegers van gewelddadige delicten, op enig moment voor algemeen verlof in aanmerking kunnenkomen wanneer zij aan de daarvoor geldende objectieve criteria voldoen. Klager is inmiddels geruime tijd gedetineerd, namelijk reeds vanaf 11 juni 2002. De beroepscommissie ziet niet goed in dat het nu genieten van algemeen verlofgrote maatschappelijke onrust met zich zal brengen, waar klager reeds over een paar maanden vervroegd in vrijheid zal worden gesteld (5 februari 2004). Het gevaar voor slachtofferconfrontatie is, ook door het openbaar ministerie,niet geconcretiseerd. In dit verband zij overigens opgemerkt dat klager en zijn vriendin thans kennelijk weer op goede voet met elkaar staan. Klagers vriendin heeft bij herhaling en met klem verzocht klager het gevraagde verlof teverlenen. Waar de inrichting, die klager dagelijks meemaakt, positief heeft geadviseerd ten aanzien van de onderhavige verlof aanvraag, is de beroepscommissie, bij afweging van alle belangen en omstandigheden van het geval, vanoordeel dat aan klagers belang doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend.
De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet, gelet op het vorenstaande, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te wordenvernietigd.
De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Er is geen tegemoetkoming geboden, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 26 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven