Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2191/GV, 9 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2191/GV

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 september 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager had om strafonderbreking verzocht in verband met het overlijden van zijngrootmoeder en het bijstaan van zijn vrouw, omdat klagers dochter een week tevoren bij een ernstig auto-ongeluk betrokken is geraakt. De afwijzing van klagers verzoek is onvoldoende gemotiveerd. Gesteld is dat klager incidenteelverlof zou moeten worden verleend. De inrichting heeft echter klager twee weekendverlofdagen hiervoor laten opnemen. Die twee dagen waren niet voldoende om volgens klagers geloof, cultuur en tradities op een eerbiedwaardige manierafscheid te kunnen nemen van zijn grootmoeder, die vele jaren voor klager heeft gezorgd. Volgens blz. 239 van het Handboek Rechtspositie Gedetineerden had klager wel gegronde redenen voor deze strafonderbreking. Artikel 36 van deRegeling tijdelijk verlaten van de inrichting verwijst naar de artikelen 23 en 24, eerste en tweede lid, van de Regeling. Verzocht wordt om de beslissing van de selectiefunctionaris ongegrond te verklaren en de door klager inverband met het overlijden van zijn grootmoeder gebruikte weekendverlofdagen om te zetten in incidenteel verlof of strafonderbreking.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking wordt slechts verleend in geval van actuele en bijzondere (vaak) onverwachte gebeurtenissen, die het noodzakelijk maken dat de gevangenisstraf enige tijd wordt onderbroken. In dit geval is daar geen sprake van. Deselectiefunctionaris heeft de directie van de inrichting, waar klager thans verblijft, geadviseerd om klager in verband met de crematie van zijn oma incidenteel verlof te verlenen om zodoende daarbij aanwezig te kunnen zijn. Volgensde selectiefunctionaris is onvoldoende aangetoond dat oma de taak van verzorgster/opvoedster van klager in het verleden op zich heeft genomen. Voor wat betreft de ondersteuning van de dochter en de mogelijk traumatische ervaring dieze heeft overgehouden aan het ongeval; daarvan kan niet gezegd worden dat dit op te lossen is in een aantal dagen. Klager kan gedurende zijn regimair verlof voldoende tijd daarvoor vrijmaken. Klager verblijft in een beperktbeveiligde inrichting met regimair verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie Westlinge te Heerhugowaard heeft positief gerapporteerd ten aanzien van klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens opzettelijke handelen in strijd met het bepaalde in de Opiumwet. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van respectievelijk zes maanden en twee weken teondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 januari 2005.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof. Voor wat betreft klagers verzoek om strafonderbreking in verband met het overlijden van zijn grootmoeder overweegt de beroepscommissie dat in artikel 21 en artikel 24 van de Regelingis bepaald dat voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is, een andere vorm van verlof, namelijk incidenteel verlof, kan worden verleend. Deselectiefunctionaris heeft de directeur van de inrichting, waar klager verblijft, dan ook geadviseerd om aan hem incidenteel verlof te verlenen. Dat de directeur hiertoe niet over is gegaan en klager zijn regimair verlof heeft latenaanwenden, is een beslissing van de directeur ex artikel 60, eerste lid, Pbw waartegen bij de beklagcommissie beklag kan worden ingediend. Op dit punt dient het beroep van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Voorts heeft klager om strafonderbreking gevraagd om zijn vrouw te kunnen bijstaan in verband met een auto-ongeval waarbij klagers dochter is betrokken geraakt. De beroepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerdegronden voor zijn verzoek om strafonderbreking niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Klager verblijft in een beperkt beveiligde inrichting waar hij vierwekelijks weekendverlofkrijgt. De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval met deze regelmatig terugkerende verlofmogelijkheid kan worden volstaan.
Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek om strafonderbreking niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor wat betreft de gevraagde strafonderbreking en niet-ontvankelijk voor het door de directeur niet verlenen van incidenteel verlof.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven