Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-200, 6 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:06-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-200

Betreft : [verzoeker]    datum: 6 augustus 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J. Schepers, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 31 juli 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid gedurende veertien dagen, ingaande op 31 juli 2018 om 09.30 uur en eindigend op 14 augustus 2018 om 09.30 uur, wegens werkweigering.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 31 juli 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 1 augustus 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, geldt voor weigeren van een opdracht van het personeel dan wel werkweigering in beginsel een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in de eigen cel respectievelijk een disciplinaire straf van maximaal twee dagen opsluiting in de eigen cel.

Indien de directeur ten nadele van een gedetineerde van de Sanctiekaart wil afwijken, dient die afwijking niet alleen gemotiveerd te worden maar dient die motivering ook te worden opgenomen in de beslissing waarbij de disciplinaire straf wordt opgelegd. De directeur heeft eerst in zijn reactie op het schorsingsverzoek toegelicht dat hij ervoor heeft gekozen verzoeker van deelname aan de arbeid uit te sluiten in plaats van hem een disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel op te leggen, omdat hij het met de huidige temperaturen onwenselijk acht dat verzoeker langere tijd hele dagen op zijn cel moet verblijven, Gedurende de periode dat hij van deelname aan de arbeid is uitgesloten, verblijft hij enkel tijdens de voor hem verplichte arbeidsuren – maximaal drie uur (extra) per dag – op cel.   

De voorzitter stelt vast dat deze motivering, die naar het voorlopig oordeel van de voorzitter op zich de bestreden beslissing in ieder geval bij een marginale toetsing kan dragen, niet is opgenomen in de bestreden beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur dan ook niet voldaan aan de hiervoor genoemde eis dat een afwijking van de sanctiekaart ten nadele van de gedetineerde in de beslissing tot strafoplegging dient te zijn opgenomen zodat de tenuitvoerlegging van deze beslissing voor schorsing in aanmerking komt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 6 augustus 2018.

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven