Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 97/0027 C, 24 februari 1998, beroep
Uitspraakdatum:24-02-1998

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 97/27
betreft: [klager] datum:24 februari 1998

BESCHIKKING

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van:

[...], verder te noemen appellant, raadsman mr E.N. Bouwman, advocaat te Utrecht,
tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

BEVINDINGEN EN OVERWEGINGEN

1. De bestreden beslissing

De Minister heeft de termijn waarbinnen appellant in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst, met ingang van 22 september 1997 verlengd tot 21 december 1997.

2. De procedure

De beroepscommissie heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
-het beroepschrift van appellant van 27 oktober 1997, namens hem ingediend door mr E.N. Bouwman;
-de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de Minister van 24 november 1997.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 december 1997 is appellant gehoord in aanwezigheid van mr T.P. Grunbauer, kantoorgenoot van zijn raadsman.

De Minister heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

3. De feiten

Appellant is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De tbs is ingegaan op 26 maart 1997. Sindsdien heeft appellant in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring te Zwaag. Bij brief van 17 september 1997 heeft de Ministerappellant meegedeeld dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting. Daarbij heeft de Minister de termijn die appellant in een huis van bewaring kan doorbrengen (de passantentermijn) met drie maanden verlengd tot 21december 1997.

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

4.1. Voor de beoordeling van het beroep zijn van belang de bepalingen van de Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige verpleegden strafrechtstoepassing en daarmedeverband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen (Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden) (Stb. 1997, 280). Van deze Wet is art. 12 op 11 juli 1997 en zijn de overigebepalingen op 1 oktober 1997 in werking getreden (KB 5 juli 1997, Stb. 1997, 295).

4.2. Art. 12 BVT luidt als volgt:

"1. De plaatsing van een ter beschikking gestelde (in een tbs-inrichting, BC) geschiedt voordat de termijn van terbeschikkingstelling zes maanden heeft gelopen.
2. Indien Onze Minister, rekening houdende met de in artikel 11, tweede lid, genoemde eisen, van oordeel is dat de plaatsing niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn mogelijk is, kan hij deze termijn telkens met driemaanden verlengen.
3. Met een beslissing tot verlenging als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld de weigering om binnen de in het eerste lid genoemde termijn te beslissen."

4.3. Ingevolge art. 69 in verbinding met art. 58, vijfde lid, BVT kan de ter beschikking gestelde beroep instellen tegen de verlenging van de termijnen bedoeld in art. 12, tweede lid, BVT door uiterlijk op de zevende dag na diewaarop hij kennis heeft gekregen van de desbetreffende beslissing een beroepschrift in te dienen bij de secretaris van de beroepscommissie.

4.4. De bestreden beslissing is bij brief van 17 september 1997 aan appellant meegedeeld. Op dat tijdstip was reeds wel art. 12 maar waren nog niet de artikelen art. 69 en 58 BVT in werking getreden. Nu de mogelijkheid van beroeptegen de bestreden beslissing op het tijdstip waarop deze werd genomen ook niet bij enige andere wettelijke bepaling was gegeven, brengt zulks mee dat appellant in het door hem ingestelde beroep niet kan worden ontvangen.

4.5. Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

5. Uitspraak

De beroepscommissie verklaart appellant niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd bestaande uit mr N.A.M. Schipper, voorzitter, prof. dr L.A.J. van Eck en mr C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 24 februari 1998.

secretaris voorzitter

Naar boven