Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1863/GV, 10 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1863/GV

betreft: [klager] datum: 10 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 augustus 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is sinds 16 mei 2003 gedetineerd op de IBA te Veenhuizen. Beweerd wordt datklager de grenzen opzoekt van het toelaatbare maar dat is niet waar. Klager heeft uit de prullenbakken de lege telefoonkaarten gehaald. In gesprekken met personeel gedraagt hij zich misschien alleen minachtend bij één of tweep.i.w.-ers, die al een tijd een onprettige houding hebben ten opzichte van klager. Klager heeft nooit voor geluidsoverlast gezorgd tijdens de nacht. Medegedetineerden beweren dit, maar daarvoor is geen bewijs. Voor wat betreftklagers dwangmatige gedrag, het opruimen op de binnenplaats, is het vluchtgedrag als klager niet goed in zijn vel zit? Het hoofd van de afdeling heeft tegen klager gezegd dat hij ervoor zal zorgen dat klager niet met verlof gaat.Klager heeft meerdere klachten ingediend in verband met het gebeuren op de afdeling. Ook klagers mentor begrijpt veel zaken niet. Als de mentor niet aanwezig is dan gebeuren er allemaal dingen en dat heeft tot gevolg dat klager eenwaarschuwing krijgt of een rapport. Sinds het afdelingshoofd met vakantie is, gebeurt er niets meer en heeft klager geen rapport of mededeling gehad. Het leven wordt klager heel zuur gemaakt door het afdelingshoofd en tweep.i.w.-ers samen met drie gedetineerden. De directeur heeft al toegegeven dat ze fouten hebben gemaakt. Dat betekent dus dat klagers verlof moet worden herzien, hetgeen bevestigd wordt door klagers mentor en het nieuweafdelingshoofd en klager. Als alle negatieve informatie wordt opgevraagd dan zal de beroepscommissie zien dat klager met verkeerde ogen wordt bekeken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek wordt niet voor inwilliging vatbaar geacht omdat er gezien de beschikbare informatie geen enkel vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt datklager sinds 1985 regelmatig met politie en justitie in aanraking komt. Tijdens de daaruit voortvloeiende detenties verbleef klager regelmatig op een BZA of een IBA in verband met een persoonlijkheidsstoornis en een beheersprobleem.Klager verblijft momenteel, sinds 16 mei 2003, op de IBA te Veenhuizen. Klagers gedrag wordt omschreven als het zoeken naar de grenzen van het toelaatbare. Tijdens gesprekken luistert klager niet en laat hij zich minachtend uit overhet personeel. Door klagers geluidsoverlast, met name in de nachtelijke uren, ligt hij niet goed in de groep medegedetineerden. Klager is vaak zeer dwangmatig en manipulerend bezig. Gedurende zijn verblijf van een kleine driemaanden kreeg hij verschillende straffen en maatregelen opgelegd. De inrichting adviseert, omdat klager zich niet aan gemaakte afspraken houdt, negatief ten aanzien van een te verlenen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de directeur van p.i. Veenhuizen is negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat klager zich niet aan gemaakte afspraken wenst te houden, waardoor hij diverse mededelingen en rapporten heeft ontvangen.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven dat uit klagers strafdossier niet blijkt van feiten en omstandigheden die aanleiding geven om van het normale penitentiaire beleid af te wijken.
De politie Nijmegen heeft, volgens de mededeling van het b.s.d. te Veenhuizen, telefonisch laten weten dat er geen beletsel is dat klager verlof op het adres van zijn moeder doorbrengt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk zes maanden, tien maanden, drie maanden, drie maanden, een maand, drie weken, twee weken en een maand, wegens onder meer diefstal en inbraken (gepleegd door twee of meerverenigde personen). De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 juni 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Uit de door de inrichting verstrekte informatie blijkt dat klager, die op de IBA verblijft, zich niet houdt aan afspraken, regelmatig een disciplinaire straf of maatregel krijgt opgelegd in verband met zijn gedrag en dwangmatig enmanipulerend gedrag vertoont. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis en een beheersprobleem.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d. en e. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

03/1863/GV

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven