Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1797/GV, 3 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1797/GV

betreft: [klager] datum: 3 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.F.van Drimmelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 augustus 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
De gronden voor de strafonderbreking zijn ernstige ziekte van zijn vader en zakelijke omstandigheden. Bij de vader van klager is een longembolie vastgesteld en een naar de lever uitgezaaid kleincellig longcarcinoom in derechterlong. Hij zal hiervoor met chemotherapie behandeld worden maar de prognose is slecht. Een medische verklaring van de longarts is bijgevoegd. Klager en zijn vader hebben samen een autorecyclingbedrijf. Het is van belang datzij de voortgang van het bedrijf kunnen bespreken, klager zou orde op zaken moeten stellen. De vader kan op dit moment bijna niets. Klager realiseert zich dat hij eerder verwijtbaar niet op de afgesproken datum is teruggekeerd vaneen strafonderbreking en heeft daarvan ook veel spijt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft de strafonderbreking nodig in verband met de slechte gezondheidstoestand van zijn vader en om thuis en in het bedrijf dat hij samen met zijn vader heeft, orde op zaken te stellen, nu zijn vader niet meer in staat zouzijn bepaalde werkzaamheden uit te voeren. De dringende noodzakelijkheid van de persoonlijke aanwezigheid van klager is onvoldoende aangetoond. In de medische verklaring omschrijft de longarts de toestand van de vader alszorgwekkend en wordt aangegeven dat hij mogelijk enkele maanden verzorging zal behoeven en van ziekenhuiszorg afhankelijk zal zijn. Klager heeft op 25 oktober 2002 van de rechtbank een schorsing gekregen. Hij had zich op 26 oktober2002 weer moeten melden, maar werd op 29 januari 2003 als voortvluchtige aangehouden. Desgevraagd is vanuit het openbaar ministerie geadviseerd klager, gelet op de onttrekking aan de detentie, geen strafonderbreking te verlenen. Demedisch adviseur geeft het advies klager een bezoek aan zijn vader te laten brengen. De selectiefunctionaris vindt niet dat sprake is van een actuele en bijzondere, (vaak) onverwachte gebeurtenis op grond waarvan strafonderbrekingwordt verleend. Wel is toestemming verleend om klager onder begeleiding van de Dienst Vervoer en Ondersteuning een bezoek te laten brengen aan zijn vader.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 februari 2004. Aansluitend dient hij vervangende hechtenis inverband met een taakstraf van 24 dagen te ondergaan.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder. In dit artikel wordt tevens verwezen naar artikel 23, op grond waarvan een bezoek kan worden toegestaan aaneen in levensgevaar verkerende ouder.
Op grond van artikel 38 van de Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk isen dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 26 oktober 2002 niet is teruggekeerd van een strafonderbreking. Tot zijn aanhouding op 29 januari 2003 heeft hij zich onttrokken aan de detentie. Dit gegeven vormt, gelet op deweigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling, een forse contra-indicatie voor het verlenen van strafonderbreking. Bij de advocaat-generaal van het ressortsparket Amsterdam bestaat, gelet op deonttrekking aan de detentie, bezwaar tegen het verlenen van strafonderbreking. Voorzover het verzoek betrekking heeft op dringende omstandigheden van zakelijke aard, is dit door of namens klager op geen enkele wijze metschriftelijke stukken ondersteund.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de beslissing van de Minister niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Deberoepscommissie merkt hierbij op dat het klager wel is toegestaan onder begeleiding een bezoek aan zijn vader te brengen. Een dergelijk bezoek heeft inmiddels op 19 augustus 2003 plaatsgevonden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 3 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven