Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0959/GA, 21 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/959/GA

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 april 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. J. Serrarens, en de heer [...], unit-directeur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft :
a. een disciplinaire straf van 3 dagen opsluiting in een strafcel wegens verbale bedreiging van een personeelslid en het uiten van de beschuldiging dat dit personeelslid ongeoorloofd materiaal in de inrichting binnen brengt; en
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van overplaatsing, wegens de verdenking van handel in verdovende middelen binnende inrichting.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tegenover het betreffende personeelslid enige opmerkingen gemaakt. Dat waren echter geen beschuldigingen. Klager werd er door dat personeelslid van beschuldigd dat hij illegaal kopieën zou maken. Dat was onjuist, klagerheeft steeds voor iedere kopie betaald. Klager heeft toen tegen die p.i.w.-er gezegd dat er over hem ook geruchten de ronde deden. Dat personeelslid heeft het betreffende verslag ernstiger gemaakt dan feitelijk is voorgevallen.Klager kan dit echter niet bewijzen omdat er bij dat gesprek geen andere personen aanwezig waren. Klager is na het gesprek teruggegaan naar de afdeling. Na een uur werd hem verslag aangezegd en werd hij ingesloten. Klager heeft inde drie jaar dat hij op deze afdeling verblijft nooit eerder problemen gehad.

Klager werd verdacht van de handel in verdovende middelen. Reden voor die verdenking was het aantreffen van een grote hoeveelheid goederen in klagers cel bij een celinspectie. Daarop is aan klager een ordemaatregel van plaatsing inafzondering opgelegd. Tot die maatregel zou mede met het oog op klagers veiligheid zijn besloten. Er zijn verklaringen van medegedetineerden met betrekking tot het handelen. Die medegedetineerden waren echter de personen die zelf inde verdovende middelen handelden. Zij wisten dat klager zijn preciosa in zijn ondergoed bewaarde. De vraag is hoeveel waarde er aan die verklaringen moet worden toegekend. Klager vindt het vreemd dat hij is overgeplaatst vanuit deinrichting terwijl die andere gedetineerden vooreerst daar mochten blijven. Klager kookte indertijd met enkele personen samen. Hij bemerkte dat er iets verstopt zat in een peperbus. Hij bemerkte dat zijn keukenkastje door demedegedetineerde [A] gebruikt werd voor het verstoppen van verdovende middelen. [A] en [B] hadden op de afdeling de drugsgebruikers om zich verzameld. Klager wilde daar niet bij betrokken worden. [A] werd daar kwaad om. Klager heefttoen afstand van [A] en [B] genomen. Klager is toen naar een andere gang overgeplaatst. Uiteindelijk hebben die medegedetineerden aan klager de rekening gepresenteerd. Klager heeft zich nooit ingelaten met verdovende middelen. Hijis van mening dat de onderhavige ordemaatregel een te zwaar middel is geweest. Er is door de directeur geen nader onderzoek gedaan naar die verdenking omdat klager al heel snel werd overgeplaatst. Nu dat onderzoek niet is afgerond,was er feitelijk geen reden voor klagers overplaatsing. Klager heeft in beroep aangegeven wat de herkomst was van de op zijn cel aangetroffen voorwerpen. De melk stond er om yoghurt voor anderen te maken. De in de cel aangetroffenlijstjes hadden daar ook mee te maken. De in zijn cel aangetroffen pijp was geen zogenaamde basepijp maar een gewone pijp. Klager bewaart zijn waardevolle eigendommen altijd in zijn ondergoed.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betreffende personeelslid heeft verslag opgemaakt. De directeur heeft geen redenen om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de mededelingen van dat personeelslid. Klager heeft die beschuldigingen geuit. Bij de bepaling vande strafmaat is rekening gehouden met de persoon van klager. Omdat hij niet bekend staat als een dreigend persoon is in dit geval gekozen voor tenuitvoerlegging in de eigen cel.
Op de afdeling waar klager verbleef werd fors gehandeld in verdovende middelen. Als er door gedetineerden beschuldigingen in die richting worden gemaakt, wordt door de inrichting zeer voorzichtig opgetreden. Op de afdelingbestonden verschillende circuits van gedetineerden. Klager werd vanuit verschillende hoeken beschuldigd. Daarop is klagers cel gecontroleerd en zijn een groot aantal goederen in beslag genomen. De aard van die goederen versterkte deverdenking dat klager betrokken was bij de handel in verdovende middelen. Ten aanzien van de aangetroffen pijp is de directeur bereid om aan te nemen dat het een gewone pijp betrof. Klager is niet als enige overgeplaatst. Er zijnmeerdere gedetineerden overgeplaatst. De directeur had naar zijn mening voldoende materiaal om te komen tot de aanname dat klager handelde in verdovende middelen. Toen klager in de afzondering was geplaatst, kwamen bij demedegedetineerden de verhalen los. De veiligheid van klager was een van de redenen om klager bij de selectiefunctionaris voor te stellen voor overplaatsing naar een andere inrichting.

3.
De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel a van het beklag kan – voor zover dat is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Het beroep moet daarom in zoverre ongegrondworden verklaard.

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat er in de periode voor klagers overplaatsing op zijn verblijfsafdeling in de locatie De IJssel werd gehandeld in verdovende middelen. Gelet op het feit dat omtrent verzoekerbelastende verklaringen waren afgelegd en het feit dat bij een celcontrole in klagers cel goederen werden aangetroffen die konden duiden op de betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen, mocht de directeur in redelijkheidvermoeden dat klager bij die handel in verdovende middelen betrokken was. Alleen al om die reden was de oplegging van de bestreden ordemaatregel gerechtvaardigd. Hetgeen ten aanzien van onderdeel b van het beroep naar voren isgebracht kan – voor zover dat is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Ook dit onderdeel van het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven