Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0828/GA, 17 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/828/GA

betreft: [klager] datum: 17 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.C.van der Velde, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 15 januari 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Almere-Binnen te Almere, welke op 20 februari 2003 is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het door de directeur aan klager onthouden van de halfjaarlijkse controle van het gebit en het op een laat tijdstip opsturen van een aanvraag voor een machtiging voor een nieuwe noodbrug.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Sedert zijn aankomst in de inrichting op 5 juni 1998 ontbeert klager voldoende tandheelkundige verzorging. Van de inrichting mageen actieve rol worden verlangd ten aanzien van de gezondheid van klager.
Klager meent dat de inrichting hem tandheelkundige hulp heeft onthouden door
het lange tijdsverloop tussen het onherroepelijk worden van het vonnis en het indienen van
een aanvraag voor een machtiging bij de tandheelkundig adviseur van het Ministerie van
Justitie. Uit de tandartsregistratiekaart blijkt dat klager sedert december 1998 een noodbrug
heeft en er geen aanstalten zijn gemaakt een adequate permanente brug voor hem te
realiseren.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 42, eerste lid, Pbw is bepaald dat de gedetineerde recht heeft op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger. In het derde lid van genoemd artikel is bepaald dat de directeur onder meer zorgdraagt dat de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur.
Uit de tandartsregistratiekaart blijkt dat klager sinds augustus 1998 de inrichtingstandarts 20 maal heeft geconsulteerd: in 1998: twee keer; in 1999: tien keer; in 2000: vier keer; in 2001: één keer en in 2002: drie keer. Uit deregistratiekaart blijkt verder dat vier maal van deze consulten op eigen verzoek geen gebruik is gemaakt. In een aantal gevallen blijkt tussen de consulten een langere periode dan een half jaar te zijn verlopen. In zijnverweerschrift voor de beklagrechter van 23 september 2002 stelt de directeur dat de gedetineerde zichzelf dient aan te melden voor een halfjaarlijkse controle. De tandarts behandelt eerst spoedklachten en doet vervolgens dehalfjaarlijkse controles. Hierdoor kunnen volgens de directeur de controles enkele weken worden uitgesteld.
Uit het vorenstaande is de beroepscommissie niet gebleken dat de directeur aan klager de halfjaarlijkse controle door de inrichtingstandarts heeft onthouden. Klagers beroep dient in zoverre ongegrond te worden verklaard.

Wat betreft het onderdeel van de klacht gericht tegen het op een laat tijdstip opsturen van een aanvraag voor een machtiging aan de tandheelkundig adviseur van het Ministerie van Justitie, neemt de beroepscommissie het volgende inaanmerking. Uit de Instructie behorende bij en deel uitmakende van de Overeenkomst tot het verrichten van tandheelkundige diensten tussen de Staat der Nederlanden en de voor de tandheelkundige verzorging verantwoordelijke tandarts,volgt dat het indienen van een aanvraag voor een machtiging onder verantwoordelijkheid van de inrichtingstandarts plaatsvindt. De directeur dient de juistheid van de personele gegevens van de patiënt zoals deze op de aanvraag wordenvermeld te controleren en een verklaring omtrent diens straftijd af te geven. Het opsturen van de aanvraag voor een machtiging is derhalve geen beslissing van de directeur waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, Pbw beklagopenstaat.
De beklagcommissie had klager in dit onderdeel van zijn klacht derhalve niet-ontvankelijk moeten verklaren, hetgeen de beroepscommissie alsnog zal doen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover betrekking hebbend op het onthouden van de halfjaarlijkse controle van het gebit ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Wat betreft het op een laat tijdstip opsturen van de aanvraag voor een machtiging vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
Op 17 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven