Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0641/GA, 5 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/641/GA

betreft: [klager] datum: 5 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 februari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, welke op 3 maart 2003 is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vernieuwde bezoekregeling.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom hij zich niet kan verenigen met de wijze waarop de beklagcommissie zijn klacht heeft behandeld, onder meer door hem en zijn medeklagers niet op te roepen voor een zitting. Ookoverigens stelt klager het functioneren van de commissie van toezicht in meer algemene zin ter discussie en vraagt zich af bij wie hij deze klacht kan uiten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De wet verplicht de beklagcommissie niet om klachten mondeling te behandelen. In het bijzonder wanneer een klacht niet-ontvankelijk is, kan er aanleiding zijn dat de maandcommissaris zich verstaat met een klager. Nu klager ook inberoep het functioneren van de commissie van toezicht ter discussie stelt, is er aanleiding voor de maandcommissaris zich alsnog met klager te verstaan.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met
juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 5 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven