Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2502/TA, 26 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2502/TA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 26 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 oktober 2002 van de beklagcommissie bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 april 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Midden Holland te Alphen a/d Rijn, zijn gehoord klagers raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting de[...], staffunctionaris algemene en juridische zaken. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Hoewel voor extra beveiligd vervoer van klager naar de zitting was zorggedragen, heeft klager zelf door problemen met vervoer geen gebruik kunnen maken van de gelegenheid om te worden gehoord. Klager heeft ermee ingestemd dat zijnraadsman namens hem is gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de voorgeschreven medicatie en de fysieke en geestelijke schade die klager daarvan ondervindt.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aanvankelijk was sprake van dwangmedicatie. Klager weigerde medicatie in te nemen, die hem onder dwang is toegediend in verbandmet zijn gedrag dat had geleid tot meerdere separaties. Daarna heeft klager medicatie ingenomen, maar dit heeft hij als dwangmedicatie ervaren. Hij had geen keuze, omdat hem de medicatie anders onder dwang zou zijn toegediend. Nietmeewerken aan medicatiegebruik zou tot escalatie hebben geleid en daarom heeft klager tegen zijn wil meegewerkt. Hij heeft daarvan geestelijke en lichamelijke schade ondervonden. Ook is klagers potentie door het medicatiegebruik met45% afgenomen. Het handelen van de inrichting vormt een inbreuk op de onaantastbaarheid van het lichaam. Gezien klagers voorgeschiedenis, waarbij is begonnen met dwangmedicatie tot oktober 2000, moet het medicatiegebruik opgevatworden als dwangmedicatie en had ook de procedure dwangmedicatie gevolgd moeten worden. Klager heeft en mocht het als zodanig ervaren. In de brief d.d. 26 juli 2002 aan de Inspectie voor de Volksgezondheid staat ook dat sprake isvan dwangmedicatie. Een en ander wordt ook bekrachtigd door het feit dat sinds maart 2003 weer medicatie onder dwang wordt toegediend.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Sinds kort is sprake van dwangmedicatie, maar ten tijde van de situatie waarop het beklag ziet was sprake vandrangmedicatie. Klager nam de medicatie zelf in, zij het onder drang dat de medicatie hem zou worden ingespoten als hij de medicatie niet wilde innemen. Als klager had geweigerd de medicatie in te nemen dan zou een tweede arts erbijbetrokken zijn geworden, waarna in het licht van de brief d.d. 26 juli 2002 aan de Inspectie voor de Volksgezondheid binnen enkele minuten de dwangmedicatie verder zou zijn opgestart en het hoofd van de inrichting een beslissing tothet onder dwang toedienen van medicatie zou hebben genomen, opdat beklag mogelijk zou zijn. Het is spreker bekend dat psychiaters van mening verschillen over de vraag wat dwang en wat drang is. Het is spreker niet bekend of nabovenvermelde brief nog een vervolgbrief aan de Inspectie voor de Volksgezondheid is uitgegaan.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Wat betreft de toediening van medicatie ishierbij in aanmerking genomen dat pas in het geval klager niet zou zijn overgegaan tot het zelf innemen van de voorgeschreven medicatie en hem na afronding van de procedure dwangmedicatie onder dwang een medicijn zou zijngeïnjecteerd, sprake zou zijn geweest van het onder dwang toedienen van medicatie.
Op zichzelf is het voorstelbaar dat klager een en ander wel heeft ervaren als dwang, maar dit kan niet leiden tot een ander oordeel.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 mei 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/2502/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 14 april 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Midden Holland te Alphena/d Rijn.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en mr. Y.A.J.M. van Kuijck.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klagers raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek de heer [...], staffunctionaris algemene en juridische zaken.

Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager mocht vanochtend niet met de vervoersdienst DV & O mee, omdat zijn verlofpasje niet in orde was. Klager stemt ermee in dat zijn raadsman namens hem het woord voert.
Het is wel jammer dat klager niet ter zitting aanwezig kan zijn, omdat het belangrijk is dat de beroepscommissie zich een beeld van klager, die zeer emotioneel is, kan vormen.
Aanvankelijk was sprake van dwangmedicatie. Klager weigerde medicatie in te nemen, die hem onder dwang is toegediend in verband met zijn gedrag dat had geleid tot meerdere separaties. Daarna heeft klager medicatie ingenomen, maardit heeft hij als dwangmedicatie ervaren. Hij had geen keuze, omdat hem de medicatie anders onder dwang zou zijn toegediend. Niet meewerken aan medicatiegebruik zou tot escalatie hebben geleid en daarom heeft klager tegen zijn wilmeegewerkt. Hij heeft daarvan geestelijke en lichamelijke schade ondervonden. Ook is klagers potentie door het medicatiegebruik met 45% afgenomen. Het handelen van de inrichting vormt een inbreuk op de onaantastbaarheid van hetlichaam. Gezien klagers voorgeschiedenis, waarbij is begonnen met dwangmedicatie tot oktober 2000, moet het medicatiegebruik opgevat worden als dwangmedicatie en had ook de procedure dwangmedicatie gevolgd moeten worden. Klagerheeft en mocht het als zodanig ervaren. In de brief d.d. 26 juli 2002 aan de Inspectie voor de Volksgezondheid staat ook dat sprake is van dwangmedicatie. Een en ander wordt ook bekrachtigd door het feit dat sinds maart 2003 weermedicatie onder dwang wordt toegediend.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Sinds kort is sprake van dwangmedicatie, maar ten tijde van de situatie waarop het beklag ziet was sprake van drangmedicatie. Klager nam de medicatie zelf in, zij het onder drang dat de medicatie hem zou worden ingespoten als hij demedicatie niet wilde innemen. Als klager had geweigerd de medicatie in te nemen dan zou een tweede arts erbij betrokken zijn geworden, waarna in het licht van de brief d.d. 26 juli 2002 aan de Inspectie voor de Volksgezondheidbinnen enkele minuten de dwangmedicatie verder zou zijn opgestart en het hoofd van de inrichting een beslissing tot het onder dwang toedienen van medicatie zou hebben genomen, opdat beklag mogelijk zou zijn. Het is spreker bekenddat psychiaters van mening verschillen over de vraag wat dwang en wat drang is. Het is spreker niet bekend of na bovenvermelde brief nog een vervolgbrief aan de Inspectie voor de Volksgezondheid is uitgegaan.

secretaris voorzitter

Naar boven