Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0660/GV, 14 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/660/GV

betreft: [klager] datum: 14 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 maart 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. De negatieve adviezen van de inrichting en de politie zijn onjuist dan wel onvolledig. Door de overdracht van klagerspenitentiair dossier van de ene b.s.d.-medewerker naar de andere, zijn klagers belangen geschaad. De uitkomst van een nu nog lopende beklagzaak ziet klager met vertrouwen tegemoet. De politie meldt slechts dat mensen zich doorklager bedreigd voelden, zonder daarbij klagers kant van het verhaal te vermelden. Tijdens zijn detentie zijn er spullen van klager afgenomen. Daarover heeft hij telefonisch contact gehad en toen waren er mensen die zich bedreigdvoelden. Terecht, want klager had gelijk. Klager heeft tenslotte aangegeven dat hij zijn kinderen nu al zo’n twee jaar niet heeft gezien en dat hij zijn verlof had willen gebruiken om hen weer te ontmoeten.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat hij tijdens zijn detentie onaangepast gedrag heeft vertoond en volgens de politie bedreigingen heeft geuit aan het adres van mensen buiten de inrichting. Voorts is sprake vaneen openstaande strafzaak, waardoor klagers v.i.-datum niet vaststaat. De openstaande zaak is laatstelijk ter zitting van de rechtbank te Zutphen van 29 januari 2003 aan de orde geweest. De behandeling van de zaak werd toenaangehouden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager uit regelmatig verkapte bedreigingen naar het personeel, kan niet met het geldende regime omgaan, heeft een keer eendisciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel gehad wegens niet opvolgen aanwijzingen van personeel en het bedreigen van personeel en heeft nog een openstaande strafzaak. Er zijn grote twijfels of klager zich tijdenseen verlof kan handhaven.
Het openbaar ministerie heeft aangegeven dat uit het strafdossier niet blijkt van feiten of omstandigheden die aanleiding geven om af te wijken van het normale penitentiaire beleid in deze.
De politie heeft – desgevraagd richting de Minister - telefonisch aangegeven heel negatief te staan tegenover het verlenen van verlof. Klager heeft herhaaldelijk vanuit de inrichting telefonisch mensen bedreigd, waarover bij depolitie meldingen zijn binnengekomen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zevenentwintig maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrifte, bigamie, bedreiging, mishandeling, verduistering en oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 10 september 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 18 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat de inrichting negatief heeft geadviseerd en ter onderbouwing van dat standpunt onder meer heeft aangevoerd dat klager regelmatig verkapte bedreigingen richting het personeel uit. Eenmaal werd eendisciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel opgelegd wegens het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel en het bedreigen van personeel. Het terzake door klager ingediende beklag werd op 12 december 2002door de beklagcommissie ongegrond verklaard. Het vervolgens door klager ingestelde beroep werd bij uitspraak van 16 april 2003, nr. 03/10/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw ongegrondverklaard.
De beroepscommissie stelt voorts vast dat ten tijde van de bestreden beslissing sprake was van een openstaande strafzaak en dat er meldingen bij de politie zijn binnengekomen van telefonische bedreigingen door klager.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de afwijzing van klagers verlofaanvraag niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijkof onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 14 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven