Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0720/TP, 24 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/720/TP

betreft: [klager] datum: 24 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 21 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 23 maart 2003 verlengd tot en met 20 juni 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 5 september 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 28 maart 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) De Marwei te Leeuwarden.Sinds 4 juli 2003 verblijft hij in h.v.b. Nieuw Vosseveld te Vught.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 13 februari 2003 besloten tot plaatsing van klager in de het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel). Deze plaatsing was ten tijde van hetinstellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager verblijft al sinds augustus 1999 in het h.v.b. Door de lange duur van zijn hoger beroep en cassatie is hij niet eerder als passant aangemerkt dan op 28 maart 2002 en is hijdaardoor niet met voorrang op de plaatsingslijst geplaatst. Klager beseft dat gehouden wordt aan de wettelijke regels en dat hij daardoor niet met voorrang op de plaatsingslijst is geplaatst. Klager verblijft echter wel langer danmenig andere passant, die wel met voorrang op deze plaatsingslijst wordt gezet, in een h.v.b. De intentie van een gevangenisstraf in combinatie met tbs met dwangverpleging behelst een behandeling en niet een voorafgaand langdurigverblijf in gevangenschap, althans niet langer dan de opgelegde strafduur. Vanuit het oogpunt van humaniteit wordt verzocht om de beslissing te heroverwegen en klager alsnog met voorrang op de plaatsingslijst te plaatsen. Klager isbezig om een omgangsregeling met zijn kinderen te verkrijgen teneinde het contact met zijn kinderen te herstellen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de verlengingsbeslissing tijdig aan hem is medegedeeld en uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager twaalf maanden in een h.v.b. Gezien de duur van de passantentermijn is bij brief d.d. 14 maart 2003 klager een aanbod gedaan totfinanciële tegemoetkoming. Tot op heden is daarop nog geen reactie van klager ontvangen. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen, die primair wordt bepaalddoor de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat klager, die op een reguliere afdeling in het h.v.b. verblijft, met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde vanhet nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken.

Aan de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Leeuwarden is verzocht om een medische verklaring uit te brengen omtrent klagers psychische conditie. Uit het schrijven van de FPD Leeuwarden d.d. 15 mei 2003 volgt dat klager tottweemaal toe geweigerd heeft om de districtspsychiater te spreken en tevens weigerde om in te gaan op het verzoek om in een persoonlijk onderhoud uit te leggen waarom hij weigerde mee te werken.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de verklaring d.d. 15 mei 2003 van de FPD Leeuwarden blijkt dat klager geweigerd heeft om de districtspsychiater te spreken en tevens geweigerd heeft om zijn weigering toe te lichten. De beroepscommissie betreurt een dergelijkeopstelling.
Nu vanuit de inrichting waar klager verblijft geen signalen zijn ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieonge-schiktheid moest worden gesproken, gaat de beroepscommissie er van uit dater ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in De Rooyse Wissel dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtingdaadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden
beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag nahet verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven