Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1248/TA, 6 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1248/TA

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 5 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 2 juni 2003 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, alsmede namens het hoofd van de inrichting mevrouw mr. [...], juridisch medewerkster, en deheer [...], afdelingshoofd en zorgmanager. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Klagers raadsman mr. R. Polderman was verhinderd ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang, de weigering klagers ouders vanaf 10 februari 2003 respectievelijk 12 maart 2003 als bezoekers tot de inrichting toe te laten en te eisen dat een gesprek tussen de ouders en deinrichting plaatsvindt alvorens het bezoek wordt hervat.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gehele incident heeft een grote impact op drie sociotherapeutische medewerkers (stm-ers) van de toenmalige verblijfsafdeling van klager (IJssel 2) gehad. Deze stm-ers hebben vele verwensingen en bedreigingen naar het hoofdgekregen, die doorvoerden naar de privésituatie, zoals: „we weten jullie te vinden buiten“ en „we zetten jullie namen op internet“, et cetera. Deze stm-ers voelden zich onthand, waren bang om naar huis te gaan uit angst op deparkeerplaats te worden opgewacht. Om die reden is besloten deze stm-ers onder begeleiding van deskundigen hun emoties te laten kanaliseren met behulp van een evaluatie. Daaruit kwam ook de rol van klagers ouders naar voren. Klagersouders waren geen passieve toeschouwers. De door klager en zijn broer [...] jegens het personeel geuite bedreigingen keurden zij stilzwijgend goed. Zij ondersteunden voorts actief de scheldpartijen van klagers broer [...], voeddenhem met het „onrecht“ dat hem werd aangedaan en wilden verhaal halen bij het hoofd van de inrichting en de behandelcoördinator. Zij maakten zelf ook vervelende opmerkingen over het aanwezige personeel en de inrichting in hetalgemeen. Klagers vader heeft op een moment dat het wat rustiger was juist olie op het vuur gedaan door te zeggen dat een concentratiekamp minder erg was dan de inrichting. Pagina 3 van klagers verslag bevestigt dat de opmerkingdoor klagers vader is gemaakt.
Vanwege de rol van klagers ouders wilde de inrichting eerst een gesprek met de ouders voorafgaand aan toekomstig bezoek, te meer gelet op de negatieve focus op één specifieke stm-er. Bij een positief verlopen gesprek zou direct weerbezoek zijn toegestaan. Het is niet aan de inrichting te wijten dat het gesprek lang na de schriftelijke uitnodiging daartoe op zich heeft laten wachten. Ondanks verschillende opties voor alternatief vervoer naar de inrichting,inclusief vervoer door de inrichting van en naar het treinstation, weigerden klagers ouders zonder klagers broer [...] -aan wie de toegang tot de inrichting is ontzegd- naar de inrichting te komen voor een gesprek.
In een eerdere, vergelijkbare beklagzaak van klager heeft de beklagcommissie geoordeeld dat het niet onredelijk of onbillijk is om in geval van bedreigend of intimiderend gedrag van een bezoeker jegens een personeelslid van deinrichting te verlangen dat voorafgaand aan hervatting van het bezoek een gesprek plaatsvindt met medewerkers van de inrichting.
Nadat klager op 12 maart 2003 was overgeplaatst van de afdeling IJssel 2 naar Het Kempehuis heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klagers ouders en een sociotherapeut van Het Kempehuis en is het bezoek van de ouders aan klagerhervat, waarbij zij van en naar het treinstation zijn vervoerd door medewerkers van Het Kempehuis.

Klager heeft het in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De vertegenwoordigers van het hoofd van de inrichting zijn goede toneelspelers. Niet zijn vader, maar klager zelf heeft deopmerking over een concentratiekamp gemaakt. Klager staat daar nog steeds achter. Het personeel blaast de zaak enorm op en legt alle schuld bij klager en zijn familie. Klager heeft zelf van personeelsleden gehoord dat de betrokkenstm-ers niet bang waren om naar huis te gaan.

3. De beoordeling
Vast staat dat is besloten dat klager vanaf 10 februari 2003 geen bezoek van zijn ouders meer mag ontvangen vanwege hun aanwezigheid bij ernstige bedreigingen van klagers broer [...] jegens personeelsleden van de inrichting, alsmededat eerst een gesprek tussen klagers ouders en de inrichting diende plaats te vinden alvorens het bezoek kon worden hervat. Besloten is voorts deze maatregel met ingang van 10 maart 2003 te verlengen, omdat klagers ouders op datmoment nog geen contact met de inrichting ten behoeve van het bedoelde gesprek hadden opgenomen.
De beklagcommissie heeft het beklag tegen deze beslissingen gegrond verklaard op onder meer de overwegingen dat het incident op 8 februari 2003 veroorzaakt werd door de aanwezigheid en het gedrag van klagers broer [...] en dat hetaandeel van klagers ouders daarin niet meer dan zeer beperkt kan zijn geweest gelet op hun vergevorderde leeftijd, lichamelijke conditie en hun fysieke schrikreacties bij het gebeuren.

Gelet op de inlichtingen namens het hoofd van de inrichting, acht de beroepscommissie evenwel voldoende aannemelijk geworden dat het aandeel van klagers ouders bij het uit de hand gelopen bezoekincident op 8 februari 2003 zodanig isgeweest dat de beslissingen van respectievelijk 10 februari 2003 en 10 maart 2003 niet in strijd met de wet zijn en evenmin onredelijk of onbillijk kunnen worden genoemd. Daarbij is in aanmerking genomen dat klagers ouders bijbrief van 11 februari 2003 is aangegeven dat een gesprek met inrichtingsmedewerkers werd vereist alvorens het bezoek kon worden hervat, alsmede dat de inrichting gelegenheid heeft geboden aan klagers ouders om met vervoer van deinrichting van en naar het station te reizen. Vast staat dat klagers ouders hebben geweigerd van die gelegenheid gebruik te maken door te eisen met klagers broer [...] naar de inrichting te mogen komen, hoewel aan broer [...] detoegang tot de inrichting was ontzegd. Hierdoor hebben zij het zelf in de hand gehad dat hun bezoek aan klager niet hervat kon worden en dat is overgegaan tot verlenging van de bezoekweigering met ingang van 10 maart 2003.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

03/1248/TA

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B van Dekken en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 6 augustus 2003

secretaris voorzitter

nummer: 03/1248/TA
betreft: [klager], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 juli 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager, en namens het hoofd van de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek [...], juridisch medewerkster, en de heer [...], afdelingshoofd en zorgmanager.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
De inhoud van het beroepschrift wordt gehandhaafd. Voorts moet benadrukt worden dat de beklagcommissie de rol van klagers ouders bij het incident in het geheel niet mee heeft genomen. Het gehele incident heeft een grote impact opdrie sociotherapeutische medewerkers (stm-ers) van de toenmalige verblijfsafdeling van klager (IJssel 2) gehad. Deze stm-ers hebben vele verwensingen en bedreigingen naar het hoofd gekregen, die doorvoerden naar de privésituatie,zoals: „we weten jullie te vinden buiten“ en „we zetten jullie namen op het internet“, et cetera. Deze stm-ers voelden zich onthand, waren bang om naar huis te gaan uit angst op de parkeerplaats te worden opgewacht. Om die reden isbesloten deze stm-ers onder begeleiding van deskundigen hun emoties te laten kanaliseren met behulp van een evaluatie. Daaruit kwam ook de rol van klagers ouders naar voren. Klagers ouders waren geen passieve toeschouwers. De doorklager en zijn broer [...]. jegens het personeel geuite bedreigingen keurden zij stilzwijgend goed. Zij hebben een actieve rol gespeeld wat betreft een onheuse bejegening van het personeel. Klagers vader heeft op een moment dat hetwat rustiger was juist olie op het vuur gedaan door te zeggen dat een concentratiekamp minder erg was dan de inrichting. Hierdoor is de situatie weer verergerd. Pagina 3 van klagers verslag bevestigt dat de opmerking door klagersvader is gemaakt.
Vanwege de rol van klagers ouders wilde de inrichting eerst een gesprek met de ouders voorafgaand aan toekomstig bezoek.

Klager heeft - zakelijk weergeven- het volgende verklaard.
De vertegenwoordigers van het hoofd van de inrichting zijn goede toneelspelers. Niet zijn vader, maar klager zelf heeft de opmerking over een concentratiekamp gemaakt. Klager staat daar nog steeds achter. Het personeel blaast dezaak enorm op en legt alle schuld bij klager en zijn familie. Klager heeft zelf van personeelsleden gehoord dat de betrokken stm-ers niet bang waren om naar huis te gaan.

secretaris voorzitter

Naar boven