Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0262/TA, 15 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/262/TA

betreft: [klager] datum: 15 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 29 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 januari 2003 van de beklagcommissie bij de prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting, voor zover betreffende de weigering een bepaalde bezoeker toegang tot klager teverlenen gedurende het tijdvak van 12 september tot 31 oktober 2002, met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting de heer [...], juridisch medewerker bij deze inrichting. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Hetgeen in beroep betreffende de bezoekweigering geldend in het tijdvak van 12 september 2002 tot 10 oktober 2002 is aangevoerd, kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot eenandere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de periode van 10 oktober 2002 tot 31 oktober 2002 heeft het hoofd van de inrichting besloten de bezoekweigering op dezelfde grond te continueren. De schriftelijke mededeling van deze verlengingsbeslissing is klagerblijkens die mededeling uitgereikt op 11 oktober 2002. De mededeling vermeldt -overeenkomstig artikel 58 Bvt - de mogelijkheid om beklag te doen middels de indiening van een klaagschrift. Aan de beroepscommissie is niet gebleken datklager een klaagschrift heeft ingediend tegen deze verlengingbeslissing. Zij is van oordeel dat de beklagcommissie zich, bij gebreke van een klaagschrift, had moeten onthouden van de beoordeling van de verlengingsbeslissing. Debeslissing van de beklagcommissie kan op dit onderdeel daarom niet in stand blijven. Indien en voor zover klager heeft beoogd ook beklag te doen tegen de verlengingsbeslissing dient hij hierin op voormelde grond alsnogniet-ontvankelijk te worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover betreffende de bestreden bezoekweigering voor de periode van 12 september 2002 tot 10 oktober 2002 ongegrond en bevestigt in zoverrre de uitspraak van de beklagcommissie. Zijvernietigt de beslissing van de beklagcommissie voorzover betreffende de bezoekweigering voor het tijdvak van 10 oktober 2002 tot 31 oktober 2002 en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, mr.dr. E.J. Hofstee en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 15 juli 2003.

secretaris voorzitter

nummer: 03/262/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 6 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart;
leden: mr.dr. E.J. Hofstee en dr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en mevrouw mr. [...], juridisch medewerker bij de prof.mr. W.P.J. Pompekliniek, namens het hoofd van deze inrichting.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verwezen wordt naar klagers standpunt, zoals in de stukken aangegeven.
Het gebeurde tijdens en rond de verlengingszitting te Haarlem was niet van dien aard dat dit een ingrijpende maatregel rechtvaardigde als de bestreden bezoekweigering, voor een zo lange duur. De president van de rechtbank heeft inhet optreden van klagers broer kennelijk geen aanleiding gezien in te grijpen. Hetgeen na afloop van de zitting door klagers broer is gezegd was wellicht wat gemok. Niet is gebleken dat dit laatste bedreigend was voor de deskundigevan de inrichting, de heer [A].
Bovendien mag een gebeurtenis buiten de inrichting niet doorwerken in de inrichting. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat klagers broer en de heer [A]. elkaar niet kunnen treffen in de inrichting, omdat het bezoek inhet weekeinde valt en de heer S. dan niet aanwezig is. De situatie rond het bezoek van klagers broer en klagers vader op 8 februari 2003 dient in deze zaak buiten beschouwing te blijven. Het betreft een nieuwe bezoekweigeringwaartegen klager wederom beklag heeft gedaan.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Het hoofd van de inrichting handhaaft zijn standpunt, zoals in de stukken verwoord.
De deskundige van de inrichting bij de verlengingszitting, de heer [A]., is een ervaren personeelslid. Hij is niet eerder zo intimiderend door een familielid bejegend. Op een aantal momenten tijdens en na de zitting heeft hij hetoptreden van klagers broer dermate bedreigend gevonden dat hij begeleiding door de parketwacht na afloop van de zitting nodig oordeelde. Hij heeft de situatie aan het hoofd van de inrichting gemeld. Het hoofd achte het risicoaanwezig dat klagers broer zijn woede zou gaan richten tegen de kliniek als geheel. De orde en veiligheid in de kliniek werden daarom in het gedrang geacht. De lucht had geklaard kunnen worden door middel van een gesprek tussen deinrichting en klagers broer. Het heeft enige tijd geduurd eer de broer gebruik wilde maken van de gelegenheid daartoe. In verband daarmee diende de bezoekweigering een keer te worden verlengd. Na bedoeld gesprek is het bezoek weertoegestaan. Spoedig daarna echter, bij gelegenheid van het bezoek van 8 februari 2003, is de broer weer zodanig –voornamelijk verbaal – agressief opgetreden, dat het bezoek hem wederom voor enige tijd is ontzegd.

secretaris voorzitter

Naar boven