Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0589/TR, 15 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/589/TR

betreft: [klager] datum: 15 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 4 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.J.C. de Goei, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissing van omstreeks 4 september 2002 van de Minister van Justitie (verder: de Minister) tot benoeming van twee gedragsdeskundigen in het kader van het uitbrengen van rapportage pro justitia als bedoeld inartikel 509 o, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en de niet zorgvuldig geachte uitvoering van deze rapportageopdracht door één van de deskundigen, onder verantwoordelijkheid van de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de aan klager gerichte mededeling d.d. 4 september 2002 van de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister van Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Klager voert aan dat hij aan artikel 509 o, vierde lid, Sv het recht ontleent op een zorgvuldige rapportage in het kader van de verlenging van zijn ter beschikking stelling met verpleging van overheidswege (tbs) waardoor de totaleduur van zijn tbs de duur van zes jaar te boven gaat. Dit recht is beperkt doordat de Minister te kort voor de verlengingszitting heeft besloten tot de benoeming van twee gedragsdeskundigen. Eén van deze deskundigen heeft niet metklager gesproken of kunnen spreken, terwijl klager stelt dat hij niet geweigerd heeft om met deze deskundige te spreken. Desondanks heeft de rechtbank te Breda en later het gerechtshof te Arnhem klagers tbs met twee jaar verlengd.

De beroepscommissie is van oordeel dat de desbetreffende ministeriële beslissing tot benoeming van deskundigen in het kader van de verlengingsprocedure van klagers tbs niet valt onder de reikwijdte van de beroepsmogelijkheden vanartikel 69, eerste lid, Bvt.
Klager heeft de mogelijkheid gehad zijn bezwaren over de (gevolgen van de) benoemingsbeslissing kenbaar te maken aan de rechters die in eerste en tweede aanleg hebben geoordeeld over de verlenging van zijn tbs.De wetgever heeftuitdrukkelijk niet van een verdere beroepsmogelijkheid in het kader van de tbs-verlengingsprocedure van het Wetboek van strafvordering willen weten, zodat deze niet onder een van de in dat lid van dat artikel genoemde mogelijkhedenkan worden geconstrueerd.

Klager kan om voormelde reden niet in zijn beroep worden ontvangen.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 15 juli 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven