Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0599/TB, 16 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/599/TB

betreft: [klager] datum: 16 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 12 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 17 februari 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de Penitentiaire Inrichting Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadvrouw mr. J. Serrarens, en namens de Minister, deheer [...], hoofd afdeling Individuele Tbs-Zaken (ITZ), en mevrouw [...], medewerker bij deze afdeling. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht), op een afdeling voor extreem vlucht- en of beheersgevaarlijke personen, voor zolang het hoofd van deinrichting dit noodzakelijk acht.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Dedatum waarop hij vervroegd in vrijheid zal worden gesteld uit de gevangenisstraf is bepaald op 15 september 2005.
Bij brief van 18 juni 2002 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 26 maart 2002 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
De Minister heeft op 27 januari 2003 beslist klager te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel). Deze beslissing is niet geëffectueerd.
De Minister heeft op 17 februari 2003 beslist klager te plaatsen in Veldzicht te Balkbrug, onder intrekking van voormelde beslissing tot plaatsing in De Rooyse Wissel. De beslissing tot plaatsing van klager in Veldzicht is op 3maart 2003 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroepschrift op 21 februari opgesteld. Op ter zitting aangevoerde gronden wordt verzocht hem in zijn beroep te ontvangen.
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in Veldzicht. De Minister had bij eerdere beslissing d.d. 27 januari 2003 besloten verzoeker te plaatsen in De Rooyse Wissel. Blijkens die beslissing was ten aanzien van verzoekerniet gebleken van een extreem vlucht- en/of beheersrisico. Verzoeker was buitengewoon gelukkig met die eerdere beslissing omdat zijn directe familie, die hem vaakt bezoekt, in en rondom Eindhoven woont. Verzoekers moeder is vanwegehaar gezondheidstoestand niet in staat tot het afleggen van lange reisafstanden. Verzoeker verwijst in dit verband naar de overgelegde verklaring van de huisarts van zijn moeder. Verzoeker werd onaangenaam verrast door deplaatsingsbeslissing d.d. 17 februari 2003, waarin ineens wordt gesteld dat hij een extreem vlucht- en/of beheersrisico oplevert. Deze kwalificatie is onjuist. Een aantal jaren geleden was klager - naar zijn mening ten onrechte -als zodanig gekwalificeerd, in verband waarmee hij geruime tijd in de extra beveiligde inrichtingen te Vught heeft verbleven. Hij heeft nadien echter ongeveer twee jaar in reguliere gevangenissen verbleven, terwijl niet is geblekenvan vluchtgevaarlijkheid. Tijdens zijn detentie is voorts nooit iets voorgevallen dat de conclusie zou rechtvaardigen dat hij een beheersrisico oplevert. Verzoeker is zich er overigens wel van bewust dat de directie van de locatieDe Geerhorst hem als lastig kan hebben ervaren, omdat hij veelvuldig voor zichzelf en als lid van de gedetineerdencommissie heeft geklaagd over -zijns inziens- misstanden in die inrichting.
De Minister heeft in het licht van het vorenstaande zijn beslissing op een onjuiste grond gebaseerd en heeft geen juiste belangenafweging gemaakt, al is klager er wel tevreden over dat zijn tbs-behandeling -bespoedigd door zijnraadsvrouw- nu is aangevangen

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Zelfs indien wordt uitgegaan van de ontvangstdatum van het beroepschrift bij de afdeling ITZ, 5 maart 2003, kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen, omdat hij de beroepstermijn van artikel 67, eerste lid, Bvt heeftoverschreden.
Voor het geval dat de beroepscommissie besluit tot inhoudelijke beoordeling wordt namens de Minister - zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Bij plaatsing in een tbs-inrichting dienen de eisen zoals gesteld in artikel 11 Bvt in acht te worden genomen. Ter selectie van ter beschikking gestelden in het kader van een eerste opname of herplaatsing in een tbs-inrichting wordteen viertal criteria gehanteerd, geslacht, intelligentie, soort stoornis en vlucht- en/of beheersgevaarlijkheid. De selectie vindt plaats op basis van in het dossier aanwezige informatie.
De eerdere plaatsingsbeslissing d.d. 27 januari 2003 is genomen naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsvrouw hem spoedig te plaatsen. Daarbij is echter over het hoofd gezien dat klager door de Directie Gevangeniswezen vanhet ministerie van Justitie en het meldpunt GRIP wordt beschouwd als extreem beheers- en/of vluchtgevaarlijk. Klager staat vermeld op lijst 2 van beheers- en/of vluchtgevaarlijke personen d.d. 17 februari 2003. Klager behoort toteen bijzondere categorie tbs-gestelden, voor de behandeling van wie slechts twee tbs-klinieken geoutilleerd zijn. De Rooyse Wissel is daartoe niet toegerust. Gelet op genoemde indicatie is, nadat klager over de voorgenomen wijzigingvan de plaatsing was gehoord, bij beschikking d.d. 17 februari 2003 besloten klager te plaatsen in Veldzicht, op een afdeling voor extreem beheers- en/of vluchtgevaarlijke personen. Klager kon daar op korte termijn wordenopgenomen.
De duur van klagers verblijf op deze extra beveiligde afdeling is afhankelijk van het oordeel over klagers gedrag van zijn behandelaren in Veldzicht en van een speciale commissie en van eventuele incidenten. Indien Veldzicht ditaangewezen acht, kan te zijner tijd een resocialisatietraject worden uitgezet in de regio waarin klagers familie- en kennissenkring woonachtig is. Hoewel begrip bestaat voor klagers belang bij plaatsing in De Rooyse Wissel, met hetoog op bezoek van familie, dient het belang van spoedige plaatsing in relatie tot genoemde indicatie echter te prevaleren.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Voor de beoordeling van het beroep is allereerst van belang het bepaalde in artikel 13 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

Artikel 13, eerste lid, Sr luidt - voor zover in deze zaak van belang - :
Een veroordeelde tot gevangenisstraf die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens daarvoor in aanmerking komt, kan worden geplaatst in een justitiële inrichting voor verpleging van terbeschikking gestelden.
Artikel 13, tweede lid, Sr luidt - voor zover in deze zaak van belang - :
Indien een veroordeelde tot gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd, wordt op regelmatige tijdstippen beoordeeld of de veroordeelde dient te wordengeplaatst in een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (...).
Artikel 13, vierde lid, Sr luidt -voor zover van belang - :
Tegen de beslissing tot plaatsing (...) kan de veroordeelde binnen vier weken nadat die beslissing aan hem is medegedeeld beroep instellen bij de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming. Het bepaalde in Hoofdstuk XVI vande Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden is van overeenkomstige toepassing.

Klagers beroepschrift d.d. 21 februari 2003 tegen de beslissing van 17 februari 2003 draagt een stempel van 5 maart 2003 van de ontvangst bij de afdeling ITZ van het ministerie van Justitie.
Gelet op voormelde beroepstermijn van artikel 13, vierde lid, Sr is klager ontvankelijk in zijn beroep. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de wetgever met het bepaalde in de tweede volzin van artikel 13, vierde lid, Srniet bedoeld dat de beroepstermijn van artikel 69, vierde lid, Bvt in verbinding met artikel 58, vijfde lid, Bvt in dezen van toepassing is.

Aan klager is naast de gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Vanaf de plaatsing in de tbs-inrichting worden aldaar zowel de gevangenisstraf als de tbstenuitvoergelegd.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt,en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde plaatsingsbeleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal specialecategorieën, te weten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
Het plaatsingsbeleid ten aanzien van gevangenen, tevens tbs-gestelden, houdt - blijkens de toelichting namens de Minister ter zitting - voorts in dat aangaande de noodzaak van hun plaatsing op een speciale afdeling voor extreembeheers- en vluchtgevaarlijke tbs-gestelden wordt uitgegaan van de kwalificatie, die door de sectordirectie Gevangeniswezen wordt aangedragen, met dien verstande dat een commissie na verloop van ongeveer een jaar de validiteit vande kwalificatie toetst, waarna het hoofd van de inrichting eventueel kan besluiten tot (een voordracht tot) overplaatsing van de betrokkene.

De Minister heeft, met intrekking van de eerdere plaatsingsbeslissing, opnieuw tot plaatsing van klager besloten met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en de gegevensomtrent het bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten. De Minister acht de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van klager van doorslaggevend belang.

De beroepscommissie beschouwt de eerdere beslissing tot plaatsing van klager in De Rooyse Wissel als een vergissing. Klager kan aan een vergissing geen rechten ontlenen.
De beslissingsprocedure is evenwel naar het oordeel van de beroepscommissie niet voldoende zorgvuldig geweest. Hieraan verbindt zij echter geen gevolgen.

De beroepscommissie is, marginaal toetsend, van oordeel - gelet op de stukken en het ter zitting behandelde - dat er geen aanwijzingen zijn dat klager geheel ten onrechte als extreem vluchtgevaarlijk en/of beheersgevaarlijk isgekwalificeerd.
Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft kunnen komen. Klagers stelling dat plaatsingin De Rooyse Wissel in verband met de bezoekmogelijkheden van zijn familie uit behandeloogpunt beter voor hem is, kan - ook indien van de juistheid hiervan wordt uitgegaan - niet tot een ander oordeel leiden.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing om klager te plaatsen op een afdeling voor extreem vlucht- en/of beheersgevaarlijke tbs-gestelden van de tbs-inrichting Veldzicht niet in strijd met de wet en kan dezeevenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. M. Smit en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 16 juli 2003.

secretaris voorzitter

nummer: 03/599/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr.M. Smit en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, alsmede namens de Minister mevrouw [...] en de heer [...].

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid:
Klager heeft de intentie gehad zijn beroep zo spoedig mogelijk in te stellen. Zijn beroepschrift is gedateerd 21 februari 2003. Hij heeft een afschrift van dit beroepschrift met een begeleidend schrijven van die datum aan zijnraadsvrouw gericht.
Het beroepschrift en de brief aan zijn raadsvrouw zijn gelijktijdig gepost. De raadsvrouw heeft het afschrift ontvangen op 27 februari 2003 en heeft op 28 februari 2003 per faxbericht aan de voorzitter van de beroepscommissieschorsing verzocht van het bestreden besluit. Het schorsingsverzoek is op 4 maart 2003 afgewezen omdat op die datum nog geen beroepschrift was ontvangen op het secretariaat van de beroepscommissie. Het is merkwaardig dat deraadsvrouw de kopie van het beroepschrift op 27 februari 2003 heeft ontvangen, terwijl het beroepschrift (door onjuiste adressering in plaats van bij het secretariaat van de Raad) pas op 5 maart 2003 bij de afdeling ITZ isbinnengekomen. Gevraagd wordt het beroep ontvankelijk te verklaren.
Inhoudelijk is de nieuwe plaatsingsbeslissing niet begrijpelijk. Klager was ten tijde van het nemen van het plaatsingsbesluit al bijna twee jaar uit de EBI weg. Zijn naam was tijdens zijn verblijf in de EBI al geschrapt van de lijstvan extreem vluchtgevaarlijke personen en hij was op lijst 2 van vluchtgevaarlijke personen geplaatst. Tijdens zijn verblijf in de EBI zijn er geen signalen geweest met betrekking tot vluchtgevaar. Dat was ook niet het geval tijdenszijn verblijf nadien in de gevangenissen in Maastricht en Sittard. Hij heeft geen akkefietjes met medegedetineerden gehad en heeft nooit een disciplinaire straf gekregen. Wel moest hij maatregelen ondergaan in verband metsoftdruggebruik. Dit laatste is echter niet relevant voor de onderhavige procedure. Hij verbleef laatstelijk in de gevangenis De Geerhorst te Sittard, in een regime van algehele gemeenschap. Daar heeft hij wel fricties met dedirectie gehad, mogelijk te wijten aan het veelvuldig indienen van beklag, voor zichzelf en als lid van de gedetineerdencommissie. Voor zijn gevoel heeft dit de verhoudingen geen goed gedaan. De directeur van De Geerhorst verwijtklager dat hij een dubieuze rol heeft gespeeld. Vermoedelijk heeft slechte rapportage van De Geerhorst een rol gespeeld bij de huidige beslissing. Die rapportage kan echter niet berusten op concrete incidenten. Klager beschikt nietover dergelijke rapportage. Voor het etiket „beheersgevaarlijk“ is dus geen grond aanwezig.
Klager was aanvankelijk voor De Rooyse Wissel geselecteerd. Hij was daar tevreden over. Deze plaatsingsbeslissing is ruim twee weken later teruggedraaid. Tussen de datum van de eerste en de tweede plaatsingsbeslissing van deMinister is uitspraak gedaan door het EHRM in klagers zaak over schending van artikel 3 EVRM door visitaties in de EBI. Na die uitspraak heeft de raadsvrouw aan de Minister verzocht klager snel in De Rooyse Wissel te plaatsen. Ditverzoek leidde tot klagers verbazing tot de nieuwe plaatsingsbeslissing, met de in klagers ogen onjuiste motivering.
Zijn plaatsing in Veldzicht betekent dat klager geen bezoek krijgt van zijn moeder en zijn kinderen, gelet op de grote reisafstand vanuit de regio Eindhoven. Dit is voor klager een buitengewoon belastende situatie. Hij heeft inVeldzicht slechts drie keer bezoek van andere familieleden ontvangen.

Namens de Minster is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
In artikel 67, eerste lid, Bvt is de beroepstermijn bepaald op zeven dagen. Klager heeft de beroepstermijn overschreden, zelfs als van de inkomstdatum 5 maart 2003 bij de afdeling ITZ wordt uitgegaan.
Inhoudelijk is het volgende naar voren gebracht.
Het gevangeniswezen houdt bij, op basis van gebleken incidenten en speciale situaties, of iemand vlucht- en gemeengevaarlijk is. De afdeling ITZ ontvangt hiervan overzichten.
Bij de selectie voor een tbs-inrichting wordt ten aanzien van vlucht- en gemeengevaarlijkheid uitgegaan van de kwalificatie, zoals deze door het gevangeniswezen wordt aangedragen. Klager heeft een buitengewoon uitvoerig penitentiairdossier. Bij de eerste plaatsingsbeslissing is over het hoofd gezien dat klagers naam is vermeld op lijst 2 van vluchtgevaarlijke personen. In tweede aanleg is een uitvoerigere dossierstudie gedaan. Dit heeft geleid tot debeslissing dat klager in overeenstemming met zijn status als vlucht- en gemeengevaarlijk persoon geplaatst diende te worden op een speciaal daarvoor geoutilleerde afdeling van een tbs-inrichting. Er zijn twee tbs-inrichtingen meteen afdeling voor extreem vlucht- en of beheersgevaarlijke personen, in Veldzicht en in de Dr.S. van Mesdagkliniek. Klager is geselecteerd voor Veldzicht, omdat hij daar vrijwel onmiddellijk na het plaatsingsbesluit wordengeplaatst.
Klagers verblijf op de desbetreffende afdeling van Veldzicht zal zolang duren als het hoofd van deze inrichting nodig oordeelt. Vóór 1 augustus 2003 is een onderzoek gepland van een speciale commissie naar de kwalificatie van alleverpleegden op de afdeling voor extreem vlucht- en of beheersgevaarlijke personen van Veldzicht. Deze commissie toetst, aan de hand van voorvallen tijdens het verblijf van de betrokkene op die afdeling, of diens kwalificatie voorverblijf aldaar nog gehandhaafd dient te blijven.
De noodzaak van het voortduren van klagers verblijf op die afdeling zal dus, naar verwachting, binnen zes weken worden bezien.
Indien de kwalificatie komt te vervallen kan de betrokkene -eventueel gefaseerd - worden geplaatst op een andere afdeling met een andere regeling voor het werkklimaat.
Overigens is het, behoudens in het geval van belang uit oogpunt van de behandeling, niet mogelijk bij de plaatsing met een voorkeur voor een bepaalde regio rekening te houden.

secretaris voorzitter

Naar boven