Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1265/GV, 10 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1265/GV

betreft: [klager] datum: 10 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.Moszkowicz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juni 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
In de bestreden beslissing wordt miskend dat strafonderbreking ook mogelijk is indien de zakelijke omstandigheden van de betrokkene noodzaken tot een tijdelijke onderbreking van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf conformartikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Uit de overgelegde produkties en de aanvulling daarop blijkt genoegzaam dat klagers persoonlijke aanwezigheid in de bedrijven noodzakelijk is, alsmede dat de zakelijkebelangen reeds voor de aanvang van zijn detentie bestonden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 16 februari 2001 in Huizen in Nederland. Hij is sinds 2 mei 2003 gedetineerd in de locatie Wolvenplein te Utrecht. Kennelijk was het heel goed mogelijk om in Nederland te wonen en bedrijven in het buitenlandte runnen. In de inrichting is met klager meegedacht om de mogelijkheid van extra (zaken)bezoek te regelen. Hij wilde hiervan geen gebruik maken. Gezien zijn v.i.-datum van 7 mei 2004 zal toch iemand zijn zaken moeten waarnemen. Eenstrafonderbreking kan immers maximaal drie maanden duren. Klager heeft onvoldoende aangetoond dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Hij is overigens op 24 juni 2003 geselecteerd voor plaatsing in de beperkt beveiligdeinrichting Westlinge te Heerhugowaard.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de locatie Wolvenplein is negatief geadviseerd omdat klager onvoldoende de noodzaak voor de strafonderbreking heeft aangetoond.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking voor de duur van een week, zodat klager zowel zakelijk als privé orde op zaken kan stellen.
Ook bij de politie Gooi en Vechtstreek bestaat geen bezwaar tegen de gevraagde strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden wegens valsheid in geschrifte. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 november 2003.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheidnoodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

De beroepscommissie is van oordeel dat van dringende omstandigheden van zakelijke aard onvoldoende is gebleken. Door en namens klager is met de diverse overgelegde produkties aangetoond dat hij functioneel betrokken is bij tweebedrijven in België en Luxemburg en dat de belastingaangifte over 2002 nog moet worden ingediend, maar daarmee is niet aangetoond dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie overweegt hierbij dat uit destukken blijkt dat klager als (overigens onbezoldigd) zaakvoerder bepaalde zaken aan een ander persoon kan overdragen. Klager heeft echter geen gebruik willen maken van de in de inrichting geboden mogelijkheid om extra zakenbezoekte regelen. Bovendien is klager inmiddels geselecteerd voor plaatsing in de beperkt beveiligde inrichting Westlinge, waar hij in aanmerking komt voor vierwekelijks weekendverlof.
Gelet op het bovenstaande is de afwijzende beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven