De transitiemiddelen verpleeghuiszorg 2018 (totaal € 50 miljoen) zijn beschikbaar gesteld voor verpleeghuizen om extra kwaliteitsmaatregelen te nemen in de ingroeifase (2018 – 2021) van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. De zorgkantoren hebben hierin de coördinerende rol en nemen besluiten over de inzet van de transitiemiddelen. Zij doen dit op basis van een regionale analyse. De aanbieder is verantwoordelijk voor het voorstel aan maatregelen dat zij bij het zorgkantoor/Wlz-uitvoerder indient. Daarbij geldt dat de middelen niet ingezet zullen worden voor maatregelen waarvoor reeds bekostiging beschikbaar is (bijvoorbeeld op basis van de subsidieregeling SectorplanPlus). Dit om dubbele bekostiging te voorkomen. De zorgkantoren/Wlz-uitvoerders bepalen op basis van een procedure (die zij regionaal dan wel landelijk vaststellen) welke zorgaanbieders een deel van de beschikbare middelen toegekend krijgen. Ze dienen vervolgens een tweezijdig verzoek bij de NZa in voor het vaststellen van een tarief behorend bij de prestatiebeschrijving. Er is sprake van een prestatie tegen vergoeding. De NZa toetst de verzoeken aan de macro beschikbare ruimte aan de hand van de beleidsregel en zendt het besluit via het afgeven van een beschikking toe. De tweezijdige verzoeken kunnen bij de NZa ingediend worden met het herschikkingsformulier 2018 tot en met 31 oktober 2018. Op de toegekende middelen wordt niet nagecalculeerd.
Algemeen
Artikel 49e, eerste lid, van de Wmg bepaalt dat de Minister van VWS jaarlijks een budgettair ruimte vaststelt voor de op grond van de Wlz verzekerde zorg in natura alsmede voor de verlening van persoonsgebonden budgetten.
Het macrobedrag voor de contracteerruimte voor zorg in natura (zin) en voor het persoonsgebonden budget (pgb) voor de zorginkoop 2018 is vastgesteld door het Ministerie van VWS (zie brief van 17 oktober 2017, kenmerk 1243986-169439-LZ)
Het bedrag voor de contracteerruimte wordt verdeeld op basis van de procedure die is beschreven in artikel 5 en 6 van deze beleidsregel. Het bedrag voor het pgb wordt verdeeld op basis van de procedure zoals beschreven in artikel 7 van deze beleidsregel. Deze procedure is ontleend aan de door de Staatssecretaris vastgestelde brief ingevolge artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, van 17 oktober 2017, kenmerk 1243986-169439-LZ.
De NZa verdeelt de contracteerruimte over de Wlz-uitvoerders in de hoedanigheid van zorgkantoor. De toedeling van het pgb subsidieplafond wordt in de Regeling langdurige zorg opgenomen. Om het totale kader zo goed mogelijk te kunnen benutten is het mogelijk voor Wlz uitvoerders/zorgkantoren te schuiven tussen beide kaders.
Nieuw verdeelmodel
Voor 2018 wordt een nieuw verdeelmodel van het budgettair kader geïntroduceerd. De aanleiding hiervoor is dat de huidige verdeling, die voor een deel gebaseerd is op de productieafspraken van het jaar t-1 niet meer goed aansluit op de zorgvraag in de regio’s. Daarnaast is het pgb-subsidieplafond met de invoering van de Wlz onderdeel geworden van het budgettair kader Wlz. Hiermee ligt het voor de hand om het totaal beschikbare kader volgens dezelfde systematiek te verdelen en geen onderscheid te maken tussen de middelen die beschikbaar zijn voor de contracteerruimte zin en het pgb subsidieplafond.
Het totale Wlz-kader is de som van het kader voor zorg in natura en het kader voor pgb’s. Om het kader voor zorg in natura en pgb bij elkaar op te kunnen tellen moet het pgb-kader netto worden gemaakt. Er wordt rekening gehouden met de gemiddelde onderuitputting van het pgb-kader van 14%. Het nieuwe verdeelmodel heeft betrekking op het totale netto Wlz-kader. In de toelichting bij artikel 8 wordt een rekenvoorbeeld gegeven.
Het nieuwe verdeelmodel wordt gebaseerd op afgegeven Wlz-indicaties. Hiermee volgen de beschikbare middelen de zorgvraag in de regio’s. De indicaties worden gebruikt om per regio het aandeel in het landelijke Wlz-kader te bepalen. Omdat niet iedere indicatie even veel kosten met zich mee brengt, worden de indicaties gewogen voor zorgzwaarte. De bron voor de indicaties is het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
Het regionale aandeel in het totale kader wordt als volgt berekend. Alle indicaties op een bepaalde peildatum in een regio worden vermenigvuldigd met een gewicht. Dit gewicht is gebaseerd op de maximale beleidsregelwaarde, dat passend is bij het geïndiceerde profiel. De gewogen indicaties worden bij elkaar opgeteld tot het totaal aan gewogen indicaties in een regio. Door het totaal aan gewogen indicaties in een regio te delen door het totaal aan gewogen indicaties van heel Nederland ontstaat een percentage. Het totale kader van de Wlz wordt vermenigvuldigd met dit percentage, om te komen tot een regionaal budget.
Het is vervolgens aan het zorgkantoor om het regionale kader te verdelen in een contracteerruimte voor zorg in natura en een pgb-kader voor het toekennen van pgb’s. Hierbij wordt rekening gehouden met het bruteringseffect. De NZa stelt de opgegeven regionale contracteerruimte vast en geeft het opgegeven pgb-kader door aan de minister van VWS. Deze zal dit verwerken in de subsidieplafonds van de Regeling langdurige zorg.
Het nieuwe verdeelmodel leidt er toe dat de financiële kaders van sommige Wlz-uitvoerders stijgen en van andere Wlz-uitvoerders dalen. Met het oog op de continuïteit van zorglevering en de zorgplicht van Wlz-uitvoerders worden de financiële effecten van het nieuwe verdeelmodel niet in een keer onverkort doorgevoerd, zodat Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders de tijd hebben om zich aan de nieuwe financiële kaders aan te passen. Voor 2018 vindt er geen afbouw plaats voor Wlz uitvoerders, van wie het financiële kader daalt volgens het nieuwe verdeelmodel. De groeimiddelen worden ingezet bij Wlz uitvoerders die toe moeten groeien naar de nieuwe verdeling.
Samen met de Wlz uitvoerders wordt in het najaar 2017 een onderhoudsagenda opgezet, waarbij effecten van het verdeelmodel in gezamenlijkheid verder worden geanalyseerd. Hierbij zal ook gekeken worden in hoeverre het wenselijk is dat het model op onderdelen wordt aangepast.
Artikelsgewijs
4. Toedeling en opbouw budgettair kader 2018
Het totaal beschikbare Wlz kader is voor 2017 onderverdeeld naar een kader voor de contracteerruimte en een kader voor het pgb -subsidieplafond. Van de beschikbare contracteerruimte is € 720 miljoen beschikbaar voor het experiment persoonsvolgende inkoop.
Dit experiment is een belangrijk onderdeel van het 10-stappenplan, zoals opgenomen in de brief “waardig leven met zorg” van de Staatssecretaris VWS aan de Tweede kamer. Binnen dit experiment wordt afgeweken van het reguliere zorginkoopproces. Zorgaanbieders en zorgkantoren in de experimenteerregio’s maken voorafgaand aan het jaar geen productieafspraken over volume en prijs.
Onder het experiment mag iedereen die voldoet aan de voorwaarden zorg leveren. Deze zorg wordt tegen een vast tarief in rekening gebracht. Op het moment dat het beschikbare bedrag voor dit experiment overschreden dreigt te worden, zullen wij het Ministerie van VWS hierover informeren. Op dat moment kan besloten worden dat (een deel van) de herverdelingsmiddelen ingezet worden. Voor dit experiment is aparte regelgeving vastgesteld.
4.2 Specifieke posten in 2018
Voor 2018 is een groeiruimte van € 470 miljoen beschikbaar. Hiervan is €260 miljoen aan herverdelingsmiddelen gereserveerd.
Er is een verhoging van € 335 miljoen in de beleidsregel opgenomen voor het implementeren van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg.
Bij de inzet van extra middelen voor de volledige implementatie is sprake van een ingroeipad. Vanaf 2018 wordt structureel € 335 toegevoegd, bovenop op het bedrag van € 100 miljoen.
Voor de volledige toegroei naar NHC/NIC is € 270 miljoen toegevoegd.
Het percentage van de NHC en NIC neemt in 2018 toe naar 100%.
Er is een verhoging van € 10 miljoen in de beleidsregel opgenomen in verband met de overheveling van de huishoudelijke hulp bij een modulair pakket thuis (mpt) van de gemeenten naar de Wlz.
Er is een verhoging van € 15 miljoen voor trombosezorg en medisch specialistische zorg thuis opgenomen. Vanaf 2018 wordt een deel van het kader medisch specialistische zorg overgeheveld naar de Wlz. Dit volgt uit een standpunt van het Zorginstituut.
Er is een verlaging van € 100 miljoen opgenomen in relatie tot de trendmatige ontwikkeling om mensen langer thuis te laten wonen.
Er is een verlaging van € 40 miljoen in de beleidsregel opgenomen vanwege de afloop van het overgangsrecht voor Wlz-indiceerbaren.
Cliënten die niet voldoen aan de toegangscriteria van de Wlz zullen vanaf 1 juli 2017 een beroep doen op ondersteuning en zorg vanuit de gemeenten en verzekeraars. Voor 2018 geldt het volledige effect van € 80 miljoen.
Er is een verhoging van € 673 miljoen opgenomen voor de loon- en prijsbijstelling 2018.
5.1 nieuw verdeelmodel
Voor de verdeling van 2018 gebruiken we CIZ data met het peilmoment 1 maart 2017. Jaarlijks zullen we de verdeling herijken op basis van nieuwe CIZ gegevens. Van het CIZ krijgen we per profiel het aantal cliënten dat op peilmoment 1 maart t-1 een Wlz- indicatie heeft. De indicaties zijn hierbij toegedeeld naar de regio’s waar de cliënt op dat moment ingeschreven staat. Voordat wij de gegevens krijgen, voert het CIZ hiervoor een check uit op de basisregistratie persoonsgegevens (BPR).
5.2, 5.3 en 5.4
Het uitgangspunt voor de verdeling van het budgettair kader Wlz 2018 is het nieuwe verdeelmodel. Met het oog op de continuïteit van zorglevering en de zorgplicht van Wlz-uitvoerders worden de financiële effecten van het nieuwe verdeelmodel niet in één keer onverkort doorgevoerd. Dit gebeurt via een ingroeitraject waarbij jaarlijks per Wlz-uitvoerder een garantiebudget wordt vastgesteld. Het garantiebudget is het minimale budget dat de Wlz-uitvoerder krijgt toegekend om zorg in te kopen en pgb-subsidies te verlenen. Het garantiebudget is van toepassing op het basisbudget.
Omdat voor 2018 geen grote beleidswijzigingen in de inkoop meer kunnen worden doorgevoerd, vindt er voor 2018 geen afbouw plaats en is het garantiebudget voor 2018 100%. Wel zullen de groeimiddelen worden ingezet om een eerste stap richting de nieuwe verdeling te maken.
Hieronder volgt een rekenkundig voorbeeld om de systematiek voor 2018 inzichtelijk te maken.
In tabel 1 staat de startverdeling op basis van de huidige verdeling van het kader (het garantiebudget). De verdeling nieuw is de verdeling van het kader op basis van het nieuwe verdeelmodel inclusief een correctie voor bovenregionale zorg (zie toelichting bij 5.5). De laatste kolom geeft het verschil tussen de startverdeling en de verdeling op basis van het nieuwe model: een positief bedrag betekent dat die Wlz-uitvoerder onder het nieuwe model meer middelen ontvangt (opbouwt) een negatief bedrag dat hij minder middelen ontvangt (moet afbouwen).
In tabel 2 worden groeimiddelen verdeeld. De initiële verdeling wordt gebaseerd op de procentuele verdeling, die volgt uit het nieuwe model. Vervolgens vindt de verdeling twee stappen plaats. In dit voorbeeld zijn de beschikbare groeimiddelen € 100. Alleen de Wlz-uitvoerders die opbouwen of in geringe mate moeten afbouwen ontvangen groeimiddelen met de eerste stap.
De groeimiddelen die met stap 1 ( €42) nog niet zijn verdeeld, worden in de tweede stap verdeeld over de opbouwers, naar rato van het bedrag waarmee ze moeten opbouwen (vierde kolom van tabel 1).
5.5 Eenmalige aanpassing met betrekking tot bovenregionale zorg
De groeiruimte wordt verdeeld op basis van het verschil tussen de startverdeling en de nieuwe verdeling. In het nieuwe verdeelmodel worden indicaties toegerekend aan het zorgkantoor van de regio waar de cliënt woont. Op dit moment volgt de zorginkoop nog niet altijd dit uitgangspunt: een deel van de zorg wordt gecontracteerd door een zorgkantoor van een andere regio dan waar de cliënt staat ingeschreven. Dit wordt bovenregionale zorg genoemd.
Vanwege deze bovenregionale zorg sluit de hoeveelheid zorg die zorgkantoren moeten inkopen niet aan bij het nieuwe verdeelmodel. Om deze goed te laten aansluiten biedt de NZa daarom de mogelijkheid aan zorgkantoren om voor 2018 eenmalig de nieuwe verdeling bij te stellen, zodat bij de verdeling van de groeimiddelen rekening kan worden gehouden met de bovenregionale zorg.
5.6, 5.7
De middelen die toegevoegd zijn vanwege het kwaliteitskader verpleeghuiszorg tranche 2018 worden toegedeeld op basis van een verdeelsleutel, die gebaseerd is op het geïndiceerde zorgprofielen VV4 t/m VV10 vermenigvuldigd met het verschil tussen de beleidsregelwaarden 2018 en 2017 van de desbetreffende profielen. Door de middelen op deze wijze te verdelen wordt voor de betreffende profielen zo het gewicht groter, waardoor de middelen toegedeeld worden op basis van de geïndiceerde V&V profielen.
De loon- en prijsbijstelling wordt verdeeld op basis van de geïndiceerde zorgprofielen vermenigvuldigd met het verschil tussen de beleidsregelwaarden 2018 en 2017. Hierbij is voor de zorgprofielen VV4 t/m VV10 geschoond voor de ophoging voor het kwaliteitskader 2018 in de maximale beleidsregelwaarden 2018.
De overige posten worden verdeeld volgens de verdeelsleutel, die ook gebruikt wordt voor de verdeling van het basisbudget. De geïndiceerde zorgprofielen worden vermenigvuldigd met de maximale beleidsregelwaarde 2017.
5.8
Zoals ieder jaar worden er middelen achter de hand gehouden om eventuele knelpunten op te kunnen lossen: de herverdelingsmiddelen. De NZa zal bij de advisering over de inzet van de herverdelingsmiddelen specifiek aandacht schenken aan de gevolgen van het nieuwe verdeelmodel.
6.
Het totale beschikbare Wlz kader wordt op basis van het nieuwe verdeelmodel verdeeld. Hiervoor is het noodzakelijk dat uitgegaan wordt van een netto kader, waarbij gecorrigeerd is voor het bruteringseffect. De NZa verdeelt dit netto kader over de regio’s. Om aan te sluiten bij de bedragen uit de kaderbrief rekenen wij vervolgens weer een deel van ieder regionaal kader terug naar pgb, zodat de som van alle pgb-kaders € 2.400 miljoen is. Om de hoogte van de regionale pgb-kaders te bepalen gaan wij uit van de pgb-subsidieplafonds zoals die bekend zijn op 1 juli 2017 en schalen wij deze om landelijk uit te komen op € 2.400 miljoen. Dit leidt tot een initieel regionaal pgb kader en een initiële contracteerruimte. Zorgkantoren kunnen via een door de NZa beschikbaar gesteld format aangeven of en hoe zij deze initiële verdeling willen aanpassen.
In de regeling langdurige zorg staat het totale beschikbare kader, het kader dat landelijk beschikbaar is voor zin, het kader dat landelijk beschikbaar is voor pgb’s en per regio een subisidieplafond. Overhevelingen tussen zin en pgb’s zijn van invloed op al deze kaders. Wanneer de NZa een overhevelingsverzoek ontvangt berichten wij daarom de Staatssecretaris van VWS, zodat de Regeling langdurige zorg hierop kan worden aangepast.
8. Overhevelingen tussen regio’s
Om de contracteerruimte zorg in natura en de pgb-middelen zo goed mogelijk te kunnen benutten, is het mogelijk voor Wlz-uitvoerders/zorgkantoren middelen tussen regio’s over te hevelen binnen de contracteerruimte en binnen het pgb-kader. Er kunnen alleen middelen worden overgeheveld indien er daadwerkelijk geld beschikbaar is.
Er is ruimte om contracteerruimte over te hevelen als de gehonoreerde productieafspraken lager zijn dan de vastgestelde regionale contracteerruimte zin. Ten aanzien van het pgb wordt het beschikbare subsidieplafond afgezet tegen de totale pgb-beschikkingen, die zijn afgegeven inclusief de reserveringen die gemaakt zijn. Als dit lager is dan het vastgestelde pgb plafond, dan kunnen middelen overgeheveld worden.
De overhevelingen worden maandelijks door de NZa verwerkt in een overzicht. Bij deze verwerking houdt de NZa rekening met de contracteerruimte, die minimaal beschikbaar moet zijn in verband met de gehonoreerde productieafspraken die tijdens de eerste budgetronde 2018 zijn vastgesteld.
Overhevelingen naar het kader voor zorg in natura kunnen worden ingediend tot 1 november 2018. Dit is de uiterste indieningsdatum van de herschikking 2018. Overhevelingen na deze datum kunnen niet meer leiden tot het maken van productieafspraken. Overhevelingen naar het pgb-kader kunnen worden ingediend tot en met 31 maart 2019.
Bij het overhevelen van middelen van zin naar pgb en andersom zal rekening gehouden worden met een gemiddelde onderuitputting van het pgb-kader van 14%. Bij overhevelingen binnen het pgb-kader of binnen de contracteerruimte is deze brutering niet van toepassing.
Voorbeeld: Verlaging zin -/- € 100.000
Verhoging pgb +/+ € 116.279
Verlaging pgb -/- €100.000
Verhoging zin +/+ € 86.000
8 en 9. Overheveling in een regio
Om het totale kader zo goed mogelijk te kunnen benutten is het mogelijk voor Wlz-uitvoerders/zorgkantoren te schuiven tussen beide kaders. In geval van een daadwerkelijk tekort aan pgb-middelen hebben zorgkantoren op elk moment in het jaar de gelegenheid te schuiven van het kader voor zorg in natura naar het pgb-kader. Dit kan tot uiterlijk tot en met 31 maart 2019.
8.2 en 9.2 Structureel versus incidenteel
De procedure voor structurele en incidentele aanpassingen is aangepast.
De overhevelingen ingediend tot 1 oktober 2018 worden structureel verwerkt. Overhevelingen die ingediend worden na 1 oktober 2018 worden als incidentele overheveling door de NZa verwerkt. De verdeling van het Wlz-kader 2019 tussen de contracteerruimte zin en het subsidieplafond pgb wordt voorafgaand aan de budgetronde door zorgkantoren aangegeven. De basis voor deze verdeling is onder andere de stand van de overhevelingen op 1 oktober 2018. Het is niet wenselijk dat overhevelingen uit 2018 die na deze datum worden ingediend, nog invloed hebben op deze toedeling voor het budgetjaar 2019.