Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/1932/GA, 29 november 2000, beroep
Uitspraakdatum:29-11-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/1932/GA

betreft: [klager] datum: 29 november 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 20 september 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 augustus 2000 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) "Arnhem-Zuid" te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beschikking is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 oktober 2000, gehouden in de p.i. "Nieuw Vosseveld" te Vught, zijn gehoord klager en de heer [klager], juridisch medewerker bij de p.i. "Arnhem-Zuid".

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens bedreiging van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Het is onjuist wat de directie beweert. Ik had geruime tijd geleden al aangegeven dat ik de sleutels wilde uitvoeren. Op de ochtend dat ik bezoek zou krijgen heb ik hiervan nogmaals melding gemaakt. Mij werd gezegd door eenp.i.w.-er dat ik dit tijdens het bezoek nog een keer moest aangegeven. Toen ik dat deed, zei de dienstdoende p.i.w.-ster opeens geen tijd hiervoor te hebben. Het gaat mij er niet om dat ik een disciplinaire straf heb opgelegdgekregen, maar om de wijze waarop alles gelopen is. De beklagcommissie heeft mij niet de kans gegeven de kwestie duidelijk uit te leggen.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Aangenomen wordt dat klager tijdig heeft aangegeven dat hij de sleutels wilde uitvoeren. Hierbij heeft hij echter geen datum van uitvoer aangegeven. Klager had dit tijdig voor het betreffende bezoek nogmaals moeten melden. Hij heeftpas gevraagd de sleutels uit te mogen voeren op het moment van het bezoek. Dat is te laat. Klager heeft vervolgens disproportioneel gereageerd. Dit in combinatie met de locatie waar hij zich bevond, de bezoekzaal, heeft geresulteerdin de opgelegde straf.

3. De beoordeling
Bij de behandeling ter zitting is gebleken dat klager is niet in beklag en beroep is gegaan vanwege de hem opgelegde straf naar aanleiding van het door hem vertoonde gedrag, doch vanwege de omstandigheid dat hij het niet eens is methet gegeven dat het hem niet werd toegestaan de sleutels uit te voeren, hoewel hij naar zijn mening de voorgeschreven procedure had gevolgd. Namens de directeur is het standpunt van klager betwist. Wat daarvan in dit stadium zij, nude beklagcommissie klaarblijkelijk van een ander onderwerp van beklag is uitgegaan dan klager bedoeld heeft, zal de zaak worden terugverwezen naar de beklagcommissie ter verdere behandeling met inachtneming van het vorenoverwogene.In het kader van die behandeling zou de betrokken p.i.w.-ster gehoord kunnen worden. Dat verhoor en het nadere onderzoek dienen ook een antwoord te geven op de vraag of sprake is van een voor beklag vatbare zaak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verwijst de zaak naar haar terug ter nadere behandeling van het beklag met inachtneming van het vorenoverwogene.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 november 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven