Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0802/GA A, 2 februari 2000, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: A 99/802/GA

betreft: [klager] datum: 2 februari 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 2 september 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 augustus 1999 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beschikking is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 1999, gehouden in de p.i. "De Geniepoort", zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.G.A Mattheussens, en dhr. [...], toegevoegd directielid van voornoemde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet meewerken aan een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Klager komt gelet op zijn strafrestant in aanmerking voor plaatsing in een half open inrichting. Voorwaarde voor plaatsing is dat een gedetineerde negatief scoort op een urinecontrole. Omdat hij nog geen urinecontrole had ondergaan,heeft hij hierom verzocht.
Binnen de inrichting was bekend, dat hij niet in staat was om onder toezicht urine te produceren. Daarom was voor hem bij een vorige controle een speciale regeling getroffen. Nu werd hem niet de gelegenheid geboden om zondertoezicht urine te produceren. Zoals te verwachten was lukte het klager niet om onder die omstandigheden te plassen.
Dit is ten onrechte aangemerkt als een weigering, die gelijkgesteld wordt met gebruik van harddrugs.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Er is gehandeld in overeenstemming met de geldende regeling urinecontroles. De reden van afname van een urinecontrole is niet bekend. Niet ontkend wordt dat klager in de inrichting goed gedrag heeft laten zien.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 3, vierde lid van de regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen van 10 juni 1999 (kenmerk 726428/99/DJI) wordt een gedetineerde, die niet in staat is tot afgifte van urine, gedurende een periode van vieruur alsnog in de gelegenheid gesteld om onder direct visueel toezicht urine af te staan en verblijft hij daarbij bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden zijn om de resultaten van de analyse te beïnvloeden. Is hem dit naverloop van die termijn niet gelukt, dan wordt dit ingevolge artikel 8, tweede lid, van deze regeling, gelijkgesteld met een weigering medewerking te verlenen aan de urinecontrole.
De beroepscommissie acht een strikte toepassing van deze bepalingen in de onderhavige zaak, gelet op de bijzondere feiten en omstandigheden van het geval, onredelijk en onbillijk. Hierbij is in aanmerking genomen dat men binnen deinrichting genoegzaam bekend was of althans had behoren te zijn van de uitzonderlijke situatie waarin klager verkeerde. In dit verband is voorts ook van belang dat er geen aanwijzingen waren dat klager verdovende middelen gebruiktzou hebben, terwijl ook het gegeven dat klager zelf om een urinecontrole had verzocht niet in die richting wijst.
Nu door de directeur de door en namens klager aangevoerde argumenten niet zijn weersproken, zal het beroep gegrond worden verklaard.

Nu de gevolgen van de beslissing niet meer ongedaan te maken zijn bepaalt de beroepscommissie, na de directeur te hebben gehoord, dat klager een tegemoetkoming van
ƒ 90,-- toekomt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van ƒ 90,00.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. H.W.J. Droesen en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 februari 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven