Toelichting bij de zorgfuncties
Traumazorg door mobiel medisch team met helikopter
Artikel 6.6
De resultaten van het kostenonderzoek ‘MMT-met voertuig’ zijn opgenomen in de tabel met vergoedingsbedragen van artikel 6.6 lid e.
Onder toebehoren bij het voertuig wordt verstaan, die zaken die onlosmakelijk verbonden zijn met de specifieke functie van het voertuig. Denk hierbij bijvoorbeeld aan inventaris en rijopleiding.
Voor het voertuig met toebehoren stellen wij de verlening van 2015 met terugwerkende kracht ambtshalve vast. De vaststelling 2015 moet echter wel aangevraagd worden. De reden hiervan is dat enkele posten op nacalculatie zijn en wij de werkelijke gegevens, die bij de vaststelling worden uitgevraagd, nodig hebben om de vaststellingsbeschikking op te kunnen stellen.
De vergoeding voor de verzekering van de auto, wegenbelasting en onderhoud vindt plaats op basis van nacalculatie. Bij de verlening wordt gebruikt gemaakt van een voorcalculatorische waarde. Bij de vaststelling vergoeden wij de werkelijk gemaakte kosten, mits deze onderbouwd zijn met onderliggende facturen en/of andere bewijzen. Deze werkelijke kosten kunnen hoger of lager zijn dan de voorcalculatorische waarde. Indien de werkelijke kosten lager zijn, betekent dit dat de instelling het negatieve verschil moet terug betalen. Zijn de werkelijke kosten hoger, dan ontvangt de instelling het positieve verschil.Artikel 6.6 sub g bepaalt dat bij een significante afwijking van de werkelijke kosten met de normbedragen, de NZa bij de vaststelling kan bepalen of het normbedrag aanpassing behoeft. De basis van de significante afwijking moet gelegen zijn in een andere wijze van uitoefening van de functie. Voorbeelden hiervan zijn het aangaan van een lease constructie in plaats van een voertuig in eigendom of onvoorziene nieuwe regels waardoor het aantal ritten van het voertuig sterk toe- of afneemt. In geval een instelling de functie op een andere wijze wil gaan invullen zal de instelling vooraf in overleg treden met de NZa over de mogelijke gevolgen voor de bekostiging. De NZa zal de wijziging toetsen op redelijkheid.
Spoedeisende Eerste Hulp
Artikel 7.2
De aanwijzing van 16 juni 2015 (kenmerk 776212-137548-MC) heeft tot gevolg dat twee toetsingscriteria voor de beschikbaarheidbijdrage SEH zijn vervallen:
- Overmachtsituatie voor de zorgverzekeraar voor het voldoen aan de zorgplicht.
- Er zijn geen andere oplossingen mogelijk.
Dit heeft tot gevolg dat er nog drie criteria zijn waaraan de NZa een aanvraag voor een beschikbaarheidbijdrage SEH toetst. Deze criteria zijn cumulatief. Dit betekent dat als de NZa constateert dat er niet aan een van de voorwaarden wordt voldaan, de NZa niet de andere criteria hoeft te toetsen. De criteria worden hierna nader toegelicht.
- Een SEH dient te voldoen aan de thans geldende normen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Conform het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG is de SEH per ambulance bereikbaar en beschikt 7 x 24 uur over minimaal één SEH-arts en één SEH-verpleegkundige;
- De beschikbaarheidbijdrage voor SEH is alleen bedoeld voor situaties waarin de opbrengsten uit tarieven die in rekening gebracht zijn in verband met het verlenen van deze zorg niet toereikend zijn om de vorm van zorg beschikbaar te hebben;
- De 45-minutennorm stelt dat iedereen binnen 45 minuten naar een spoedeisende hulp vervoerd moet kunnen worden. Het RIVM doet periodiek onderzoek naar welke SEH’s gevoelig zijn voor deze 45-minutennorm. Bij toetsing van dit criterium wordt aangesloten bij de voor het betreffende jaar relevante versie van deze analyse.
Het feit dat het vanwege overmacht niet kunnen voldoen aan de zorgplicht als voorwaarde voor de beschikbaarheidbijdrage is geschrapt, laat onverlet dat de zorgplicht voor zorgverzekeraars voor deze en andere zorg in stand blijft. Die zorgplicht volgt immers uit de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars blijven dus hun wettelijke verantwoordelijkheid houden voor het contracteren en vergoeden van de SEH-zorg, ook al wordt een beschikbaarheidbijdrage toegekend. Deze beschikbaarheidbijdrage voorziet in de extra kosten van bepaalde SEH’s omdat daar de kosten hoger liggen dan de opbrengsten vanwege de beperkte vraag. De beschikbaarheidbijdrage ontheft de zorgverzekeraar niet van de contractering (bij een natura-verzekering) en vergoeding (bij een restitutie-verzekering) van de dbc’s.
De aanwijzing van 16 juni 2015 (kenmerk 776212-137548-MC) heeft ook tot gevolg dat er sprake is van terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. De NZa zal alle aanvragen die ontvangen zijn na 1 januari 2013 opnieuw beoordelen aan de hand van bovengenoemde drie criteria.
Artikel 7.4
De NZa bepaalt wat de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage moet zijn. Om een subjectieve bepaling van de hoogte zoveel mogelijk te voorkomen, is gekozen voor een normering van zowel de kosten als de opbrengsten.
Vaststellen van kosten SEH
Kosten Personeel
24/7 beschikbaarheid betekent dat er 5,5 fte nodig is aan SEH-artsen en 5,5 fte aan SEH-verpleegkundigen. Voor de salariskosten worden indien van toepassing ook onregelmatigheidstoeslagen en werkgeverslasten meegenomen.
Kosten Materieel
De NZa hanteert een verhouding materieel-personeel van 30% - 70%.
Kosten Kapitaal
De opslag voor kapitaallasten bedraagt 8,7%.
Vaststellen van de opbrengsten SEH
Omdat de beschikbaarheidbijdrage alleen een eventueel tekort beoogt te compenseren, moet worden bepaald welke opbrengsten een SEH genereert. Aangezien er geen directe declaraties door de SEH-arts worden verricht, zullen de opbrengsten normatief bepaald worden op €90,- per SEH-consult. Voor het bepalen van dit bedrag is de volgende methodiek gebruikt.
Het deel van de zorgactiviteiten binnen een dbc traject dat is uitgevoerd op de dag van het SEH-consult wordt meegenomen als opbrengst genererende activiteiten voor de SEH.
De uitgangspunten op grond waarvan de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt bepaald (kostenkant van de SEH is op basis van de beschikbaarheid van een SEH-arts) moeten zoveel mogelijk gelijk lopen aan de uitgangspunten waarmee de opbrengsten worden geraamd (opbrengstenkant van de SEH is alleen op basis van die opbrengsten die de SEH-arts dan genereert). De systematiek is ook ongevoelig voor veranderingen in de productstructuur.
Uitgangspunten van de BB voor de SEH-functie zijn op grond van de AMvB de volgende:
- 24/7 aanwezigheid van een SEH-arts en SEH-verpleegkundige
- Normatieve verhouding personeel/ materieel van 70/30
- Kapitaallastenopslag van 8,7%
Uitgangspunten bij opbrengstbepaling van de SEH zijn dan de volgende:
- Hotelfunctie van het ziekenhuis (bijv. verpleegdagen) wordt niet meegenomen, eerste hulp bezoek wordt wel meegenomen;
- Alleen activiteiten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het handelen van de SEH-arts/ SEH-verpleegkundige op de SEH zijn meegenomen bij het bepalen van de normatieve opbrengsten per SEH-consult. Hier moet gedacht worden aan het inbrengen van een infuus of het schoonmaken van een wond en niet aan verdere diagnostiek zoals bijvoorbeeld het maken van een MRI-scan.
Als basis zijn de productiecijfers uit het DIS 2010 en DIS 2011 gebruikt. Reguliere dbc-trajecten die via de SEH het ziekenhuis zijn binnengekomen, zijn geïdentificeerd aan de hand van het voorkomen van het SEH-consult (code 190015).
Tot 2008 werden er ongeveer 2,3 miljoen SEH-dbc’s per jaar geleverd. Het aantal SEH-consulten in 2010 en 2011 is van gelijke omvang en de gehanteerde productiedata is daarmee robuust en representatief voor dit doeleinde.
Per instelling zijn zo de gemiddelde opbrengsten per SEH-consult bepaald. Het landelijke gemiddelde ligt op € 90,04. De spreiding van de instellingspecifieke gemiddelde opbrengsten per SEH-consult is homogeen (cv waarde =0,38).
Artikel 7.6
Er geldt een afbouwregeling voor een aantal SEH’s die op historische gronden een bijdrage ontvingen. Zodra de afbouwregeling is afgerond, zal voor alle aanbieders het in deze beleidsregel opgenomen regime gelden. Het is niet mogelijk om voor zowel de afbouwregeling SEH als het in deze beleidsregel opgenomen regime voor de SEH in aanmerking te komen. De zorgaanbieder moet een keuze maken.
Acute verloskunde
Artikel 8.2
De aanwijzing van 16 juni 2015 (kenmerk 776212-137548-MC) heeft tot gevolg dat twee toetsingscriteria voor de beschikbaarheidbijdrage Acute Verloskunde zijn vervallen:
- Overmachtsituatie voor de zorgverzekeraar voor het voldoen aan de zorgplicht.
- Er zijn geen andere oplossingen mogelijk.
Dit heeft tot gevolg dat er nog drie criteria zijn waaraan de NZa een aanvraag voor een beschikbaarheidbijdrage Acute verloskunde toetst. Deze criteria zijn cumulatief. Dit betekent dat als de NZa constateert dat er niet aan een van de voorwaarden wordt voldaan, de NZa niet de andere criteria hoeft te toetsen. De criteria worden hierna nader toegelicht.
- Een Acute verloskunde post dient te voldoen aan de thans geldende normen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Hierbij geldt de voorwaarde dat deze zorg binnen 45 minuten per ambulance bereikbaar is en dat binnen 30 minuten na vaststelling van de diagnose van een spoedeisende situatie door een gynaecoloog of geautoriseerd obstetrisch professional de benodigde medisch specialistische behandeling kan worden gestart 13;
- De beschikbaarheidbijdrage voor Acute verloskunde is alleen bedoeld voor situaties waarin de opbrengsten uit tarieven die in rekening gebracht zijn in verband met het verlenen van deze zorg niet toereikend zijn om de vorm van zorg beschikbaar te hebben;
- De 45-minutennorm stelt dat iedereen binnen 45 minuten naar een spoedeisende hulp vervoerd moet kunnen worden. Het RIVM doet periodiek onderzoek naar welke Acute verloskunde locaties gevoelig zijn voor deze 45-minutennorm. Bij toetsing van dit criterium wordt aangesloten bij de voor het betreffende jaar relevante versie van deze analyse.
Het feit dat het vanwege overmacht niet kunnen voldoen aan de zorgplicht als voorwaarde voor de beschikbaarheidbijdrage is geschrapt, laat onverlet dat de zorgplicht voor zorgverzekeraars voor deze en andere zorg in stand blijft. Die zorgplicht volgt immers uit de Zorgverzekeringswet zelf. Zorgverzekeraars blijven dus hun wettelijke verantwoordelijkheid houden voor het contracteren en vergoeden van de acute verloskundige zorg, ook al wordt een beschikbaarheidbijdrage toegekend. Deze beschikbaarheidbijdrage voorziet in de extra kosten van bepaalde acute verloskundige voorzieningen omdat daar de kosten hoger liggen dan de opbrengsten vanwege de beperkte vraag. De beschikbaarheidbijdrage ontheft de zorgverzekeraar niet van de contractering (bij een natura-verzekering) en vergoeding (bij een restitutie-verzekering) van de dbc’s.
De aanwijzing van 16 juni 2015 (kenmerk 776212-137548-MC) heeft ook tot gevolg dat er sprake is van terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. De NZa zal alle aanvragen ontvangen na 1 januari 2013 opnieuw beoordelen aan de hand van bovengenoemde drie criteria.
Artikel 8.4
Kosten Personeel
24/7 gynaecoloog en/of obstetrisch professional vergt 5,5 fte. Voor de salariskosten wordt indien van toepassing ook de van toepassing zijnde onregelmatigheidstoeslagen en werkgeverslasten meegenomen.
Kosten Materieel
De NZa hanteert een verhouding materieel-personeel van 30% - 70%.
Kosten Kapitaal
De opslag voor kapitaalslasten bedraagt 8,7%.
Vaststellen opbrengsten acute verloskunde
Opbrengsten uit de dbc’s verloskunde. Hoogte per dbc wordt vastgesteld op basis van landelijk gemiddelde productprijzen (zijn immers vrije tarieven). Alleen het deel van de zorgactiviteiten binnen deze dbc trajecten dat is uitgevoerd dor de gynaecoloog/ obstetrisch professioneel worden als opbrengsten toegerekend deze zijn als percentage weergegeven.
Post mortem orgaanuitname
Artikel 9.1
De beschikbaarheidbijdrage PMO is een compensatie voor de betrokken UMC’s voor de uitnamechirurgen in de aangewezen Zelfstandige uitnameteams (ZUT).
De betrokken UMC’s worden gecompenseerd voor het gemis aan inkomsten als gevolg van de inzet van deze uitnamechirurgen. In plaats van PMO had het UMC de betrokken chirurg namelijk ook in kunnen zetten op inkomsten genererende ‘dbc productie’.
Artikel 9.3
De NZa concludeert dat er in totaal: 2 fte + (0,2 fte * 2) + (0,09 fte * 2) + (0,05 * 2)= 2,68 fte per uitnameteam nodig is om de functie PMO beschikbaar te hebben op jaarbasis.
Van belang hierbij is dat deze 2,68 fte wordt geleverd door een team van meerdere uitnamechirurgen die, als ze geen PMO dienst hebben, ook andere diensten draaien. In een voorbeeld:
Als een team van 10 chirurgen PMO diensten verzorgt, is 2,68 fte chirurg niet in te roosteren op reguliere, declarabele, diensten omdat deze 2,68 fte gereserveerd is voor PMO-diensten. De beschikbaarheidbijdrage is bedoeld om het ziekenhuis te compenseren voor het niet kunnen inzetten van 2,68 fte op wel declarabele productie.
De verdeling van de diensten van de zorgfunctie Post mortem orgaanuitname tussen de verschillende universitaire ziekenhuizen en de daar bij behorende beschikbaarheidbijdrage baseert de NZa op de gegevens uit de aanvraag.
De informatie die de betrokken centra bij de NZa aanleveren ten behoeve van de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage in jaar t+1 gebruikt de NZa o.a. om de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage vast te stellen en het geldende beleid voor de beschikbaarheidbijdrage PMO te beoordelen.
De gegevens die in het aanvraagformulier tot vaststelling worden gevraagd zijn:
Datum (ingeven als dd-mm-jj)
|
Ziekenhuis van uitname
|
Tijdstip melding (uu:mm)
|
Tijdstip aanvang uitname
|
Tijdstip einde uitname
|
Tijdstip afronding (het moment waarop de laatste werkzaamheden, zoals reizen, administratie, materiaalzorg, aansluitend op de uitname zijn afgerond)
|
Aantal: chirurg
|
Aantal: AIOS
|
Welk(e) en aantal orgaan/organen
|
De betrokken UMC’s dienen per direct deze gegevens te registreren, indien dit nog niet werd geadministreerd.
Opleiden, Trainen, oefenen
Artikel 10 lid 4 sub b
De aard van de functie opleiden, trainen, oefenen ten behoeve van rampen en crises vraagt om enige flexibiliteit om gedurende het subsidiejaar in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen. De voorbereiding op rampen en crises is immers tot op zekere hoogte planbaar. Het is mogelijk dat actuele maatschappelijke ontwikkelingen aanleiding geven tot het op korte termijn moeten organiseren van een activiteit. Dit artikel biedt de mogelijkheid om onder de in het artikel genoemde voorwaarden in de aanvraag tot verlening opleidingen, trainingen en oefeningen op te nemen, waarvan de inhoud gedurende het subsidiejaar naar aanleiding van actuele maatschappelijke ontwikkelingen nader wordt ingevuld. In de aanvraag tot vaststelling zal hierover verantwoording moeten worden afgelegd, zoals omschreven in artikel 10 lid 5 sub c.
Calamiteitenhospitaal
Artikel 11.5
Bij de bepaling van de schaal en de periodiek is gerekend met het midden van de schaal plus twee treden. De extra twee treden betreffen een normatieve benadering van een compensatie voor de onregelmatigheidstoeslag (ORT). Aangezien het variabele deel een vergoeding betreft voor de extra personele kosten tijdens de eerste 12 uur per openstelling zal er meestal sprake zijn van een aantal uren buiten de reguliere werktijden. Het is niet mogelijk om vooraf te bepalen op welke tijdstippen het calamiteitenhospitaal wordt opengesteld, waardoor ORT niet gebaseerd kan worden op de werkelijkheid. Hierdoor hebben wij gekozen voor een normatieve benadering.
In beginsel worden iedere drie jaar de in artikel 11 lid 5 sub d en sub e gehanteerde normbedragen herijkt.
Bij een jaarlijks investeringsniveau van € 230.000 blijven de kapitaallasten jaarlijks € 350.000. Gerealiseerde investering boven dit bedrag ziet de NZa daarom als significant.
jaar
|
jaarlijkse
investering |
jaarlijkse
afschrijving 5% |
boekwaarde
|
rente 5%
|
1
|
230.000
|
11.500
|
230.000
|
11.500
|
2
|
230.000
|
11.500
|
218.500
|
10.925
|
3
|
230.000
|
11.500
|
207.000
|
10.350
|
4
|
230.000
|
11.500
|
195.500
|
9.775
|
5
|
230.000
|
11.500
|
184.000
|
9.200
|
6
|
230.000
|
11.500
|
172.500
|
8.625
|
7
|
230.000
|
11.500
|
161.000
|
8.050
|
8
|
230.000
|
11.500
|
149.500
|
7.475
|
9
|
230.000
|
11.500
|
138.000
|
6.900
|
10
|
230.000
|
11.500
|
126.500
|
6.325
|
11
|
230.000
|
11.500
|
115.000
|
5.750
|
12
|
230.000
|
11.500
|
103.500
|
5.175
|
13
|
230.000
|
11.500
|
92.000
|
4.600
|
14
|
230.000
|
11.500
|
80.500
|
4.025
|
15
|
230.000
|
11.500
|
69.000
|
3.450
|
16
|
230.000
|
11.500
|
57.500
|
2.875
|
17
|
230.000
|
11.500
|
46.000
|
2.300
|
18
|
230.000
|
11.500
|
34.500
|
1.725
|
19
|
230.000
|
11.500
|
23.000
|
1.150
|
20
|
230.000
|
11.500
|
11.500
|
575
|
Artikel 11.8
Op basis van een in 2014 uitgevoerd kostenonderzoek is de kostendekkende beschikbaarheidbijdrage bepaald op € 1.304.719. Hiermee daalt de bijdrage met ongeveer 55%.
Uit zorgvuldigheidsoverwegingen is een overgangsregeling van toepassing verklaard. Dit ook om de aanbieder de gelegenheid te geven zijn bedrijfsvoering aan te passen.
Bij de verlening van de bijdrage wordt een inschatting gemaakt van de hoogte van de overgangsregeling, hierbij wordt uitgegaan van alleen het vaste deel van de beschikbaarheidbijdrage. Voorafgaand aan het jaar is namelijk nog niet bekend wat het aantal openstellingen zal zijn en daarmee het totale variabele bedrag van de beschikbaarheidbijdrage. Na afloop van het betreffende jaar, wanneer het werkelijke aantal openstellingen in een jaar bekend is, kan de definitieve hoogte van de overgangsregeling worden berekend.
Coördinatie traumazorg en Regionaal overleg acute zorg
Artikel 12.4.2
De hoogte van het totaalbedrag heeft de NZa gebaseerd op het Kiwa-rapport ‘Bekostiging Acute Zorgnetwerken’ van 29 juli 2014. Dit rapport is verschenen in opdracht van de LNAZ. Uit het rapport blijkt dat zorgaanbieders de functie Coördinatie traumazorg en ROAZ voor €800.000,- per zorgaanbieder kunnen uitvoeren. Dit bedrag is door ons overgenomen en opgenomen in ons beleid als maximale grens aan beschikbaarheidbijdrage waar een zorgaanbieder voor in aanmerking kan komen. Het opnemen van het grensbedrag is in beginsel tijdelijk. We verkeren momenteel in de overgang van ambtshalve naar een op aanvraag procedure. Met het op aanvraag verstrekken van de beschikbaarheidbijdrage dienen instellingen verantwoording af te leggen over de besteding van de beschikbaarheidbijdrage. Met het beschikbaar komen van deze gegevens kan de NZa het grensbedrag op termijn herzien indien hiertoe aanleiding bestaat.
Traumazorg door Mobiel Medisch Team met voertuig
Artikel 13.2
De reden dat Utrecht en Enschede in aanmerking komen als een locatie met voertuig is in de aanwijzing gegeven. Utrecht en Enschede zijn gebieden die door een MMT per voertuig sneller te bereiken zijn dan met een helikopter, ondanks dat de beschikbare voertuigen een uitruktijd van 25 minuten hebben. Het uitgangspunt voor de bereikbaarheid is berekend aan de hand van responstijd van de MMT’s, de reistijdmodellen, het aantal inwoners en geografisch niveau van postcodes. Er is rond Utrecht een gebied met een responstijd tot 20 minuten dat het snelst per voertuig te bereiken is door het beschikbaar MMT in Utrecht. Voor Enschede geldt dit voor een gebied met een responstijd tussen 30 en 40 minuten. Deze responstijden per voertuig zijn korter dan die van een Nederlandse helikopter.
Ook is rekening gehouden met de situatie van de MMT-zorg in opschaling en wanneer er geen helikopters kunnen vliegen en het MMT met het voertuig naar plaats van ongeval gaat.
Artikel 13.5
Onder toebehoren bij het voertuig wordt verstaan, die zaken die onlosmakelijk verbonden zijn met de specifieke functie van het voertuig. Denk hierbij bijvoorbeeld aan inventaris en rijopleiding.
Voor het voertuig met toebehoren stellen wij de verlening van 2015 met terugwerkende kracht ambtshalve vast. De vaststelling 2015 moet echter wel aangevraagd worden. De reden hiervan is dat enkele posten op nacalculatie zijn en wij de werkelijke gegevens, die bij de vaststelling worden uitgevraagd, nodig hebben om de vaststellingsbeschikking op te kunnen stellen.
De vergoeding voor de inzet medisch specialist, inzet gespecialiseerd verpleegkundige, inzet chauffeur, verzekering van de auto, wegenbelasting en onderhoud vindt plaats op basis van nacalculatie. Bij de verlening wordt gebruikt gemaakt van een voorcalculatorische waarde voor de verzekering van de auto, wegenbelasting en onderhoud. Bij de vaststelling vergoeden wij de werkelijk gemaakte kosten, mits deze onderbouwd kunnen worden met onderliggende facturen en/of andere bewijzen. Deze werkelijke kosten kunnen hoger of lager zijn dan de voorcalculatorische waarde. Indien de werkelijke kosten lager zijn, betekent dit dat de instelling het negatieve verschil moet terug betalen. Zijn de werkelijke kosten hoger, dan ontvangt de instelling het positieve verschil.
Artikel 13.5 sub d bepaalt dat bij een significante afwijking van de werkelijke kosten met de normbedragen, de NZa bij de vaststelling kan bepalen of het normbedrag aanpassing behoeft. De basis van de significante afwijking moet gelegen zijn in een andere wijze van uitoefening van de functie. Voorbeelden hiervan zijn het aangaan van een lease constructie in plaats van een voertuig in eigendom of onvoorziene nieuwe regels, waardoor het aantal ritten van het voertuig sterk toe- of afneemt. In geval een instelling de functie op een andere wijze wil gaan invullen zal de instelling vooraf in overleg treden met de NZa over de mogelijke gevolgen voor de bekostiging. De NZa zal de wijziging toetsen op redelijkheid.
Gespecialiseerde en derdelijns psychotraumazorg voor specifieke doelgroepen voor zover het gaat om de kennis en expertisefunctie
Algemeen
Zorgaanbieder die in 2012 voor gespecialiseerde psychotraumazorg aan specifieke doelgroepen bekostigd werd op grond van de individuele componenten oorlogsslachtoffers en vluchtelingen/asielzoekers heeft voor 2013 en 2014 een beschikbaarheidbijdrage toegekend gekregen.
In 2013 is met de zorgaanbieder die een beschikbaarheidbijdrage voor gespecialiseerde psychotraumazorg aan specifieke doelgroepen, respectievelijk Stichting Centrum ’45, verkend op welke wijze deze zorg ook in de toekomst geborgd kan blijven.
Deze verkenning heeft geleid tot een kostenonderzoek door de NZa bij Stichting Centrum ’45.
Het kostonderzoek heeft geleid tot het advies van de NZa om de beschikbaarheidbijdrage van Centrum ’45 per 2015 te verlagen, voor zover deze wordt ingezet voor reguliere zorgkosten. Daarbij heeft de NZa VWS verzocht over te gaan tot afbakening van de kennisfunctie. VWS heeft dit advies overgenomen en is overgegaan tot de volgende afbakening van de zorgfunctie (zie hieronder in tabel1).
Tabel 1:
Activiteiten en kosten van de zorgfunctie Gespecialiseerde psychotraumazorg aan specifieke doelgroepen.
Derdelijns centrumfunctie
|
€ 452.070
|
Productontwikkeling/zorginnovatie
|
€ 778.690
|
Experimentele behandelingen
|
€ 259.400
|
Wetenschappelijk onderzoek
|
€ 777.340
|
Opleiding en onderwijs
|
€ 813.750
|
Bestuurlijke coördinerende rol
|
€ 194.550
|
-/- dienstverlening
|
€ 219.685
|
Totaal (prijspeil 2011)
|
€ 3.056.115
|
Totaal (prijspeil 2015)
|
€ 3.294.924
|
Hoewel de nieuwe afbakening per 2015 is toegepast, hebben wij besloten om de consequenties daarvan voor de beschikbaarheidbijdrage, gelet op een redelijke invoeringstermijn, per 1 januari 2016 toe te passen.
Vanaf 2016 wordt deze beschikbaarheidbijdrage op aanvraag verleen.
Artikel 14.4.2
Uitsluitend de genoemde activiteiten komen in aanmerking voor financiering via de beschikbaarheidbijdrage. Compensatie van productieverlies tijdens een opleiding of onderzoek en vacatiegelden voor deelname aan overleggen zijn van uitgesloten van de zes genoemde activiteiten. Indien de aanvraag een dergelijke post omvat, dan worden de begrote kosten van deze post in mindering gebracht op het bedrag van de aangevraagde verlening.
Artikel 14.4.3
In de aanwijziging van VWS van 11 december 2014 14 is het volgende opgenomen:
“Activiteiten die zijn toe te rekenen aan dbc ggz zorgproducten en in rekening zijn te brengen door middel van in de curatieve ggz geldende tarieven, komen niet voor de beschikbaarheidbijdrage in aanmerking. De zorgaanbieder dient deze reguliere zorgkosten in rekening te brengen door middel van dbc’s, eventueel inclusief het max-max tarief.”
Dit betekent dat alle kosten die zijn toe te rekenen aan dbc’s ggz en in rekening zijn te brengen door middel van in de curatieve ggz geldende tarieven, niet voor de vergoeding via de beschikbaarheidbijdrage in aanmerking komen. Dit betreffen personele kosten, materiele kosten, kapitaallasten, gebouwgebonden kosten en overhead.
Artikel 14.4.6
Het kostenonderzoek 2016 kan leiden tot ambtshalve aanpassing van de verlening 2016, zowel opwaarts als neerwaarts.
Acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden
Artikel 15.1
Op grond van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG en de aanwijzing van 30 juni 2015 (Stcrt. 2015, nr. 19097) kan de NZa een beschikbaarheidbijdrage toekennen voor acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden. De ambulancehelikopter van de RAV Fryslân neemt het acuut ambulancevervoer vanaf de Friese Waddeneilanden over van de kustwacht. De beschikbaarheidbijdrage is zowel bedoeld voor de kosten die noodzakelijk zijn voor de verantwoorde exploitatie van de 7 x 24 uur beschikbaarheid van acuut ambulancevervoer vanaf de Friese Waddeneilanden als de opstartkosten, de kosten die noodzakelijk zijn om de voorziening te realiseren.
Onder exploitatiekosten wordt verstaan de kosten van de helikopter, de kosten voor de bemensing van de helikopter die noodzakelijk is om de helikopter te laten vliegen en om verantwoorde ambulancezorg gedurende het vervoer te kunnen verlenen en de locatiekosten voor de ambulancehelikopter met bemensing.
Het ministerie van VWS heeft per brief aan de NZa aangegeven dat in de periode van 16 november 2016 tot uiterlijk 16 februari 2017 er sprake is van een opstartfase waarin de vluchten van de ambulancehelikopter van RAV Fryslân alleen plaatsvinden bij daglicht omdat er nog trainingen nodig zijn om het personeel ook 's nachts te kunnen laten vliegen. De kosten van deze opstartfase worden aangemerkt als opstartkosten. Na deze opstartfase dient er sprake te zijn van 7 x 24 uur beschikbaarheid van de ambulancehelikopter.
Artikel 15.3
Omdat het een nieuwe zorgfunctie betreft zijn de verwachte kosten gebaseerd op een inschatting. Deze kosten zijn op dit moment nog niet goed te normeren. Daarom wordt de beschikbaarheidbijdrage in beginsel op basis van werkelijke kosten vastgesteld. Hierbij geldt dat we voor de hoogte van de vergoeding per post het beleid van het MMT met helikopter als referentie zullen hanteren.
Artikel 15.4
Conform aanwijzing komen de opstartkosten in aanmerking voor vergoeding. Dit omdat het een nieuwe voorziening betreft en de RAV Fryslân kosten maakt voor het opstarten van de voorziening.
De opstartkosten in 2016 bestaan uit twee onderdelen. De opstartkosten die gemaakt zijn om te voorziening te realiseren en de kosten die gemaakt worden gedurende opstartfase waarin alleen bij daglicht wordt gevlogen. De kosten die betrekking hebben op het realiseren van de functie komen alleen in 2016 voor vergoeding in aanmerking en betreffen kosten die vóór 16 november 2016 zijn gemaakt. De scheiding tussen kosten die betrekking hebben op de opstart en de exploitatiekosten wordt gemaakt om een toekomstbestendige beschikbaarheidbijdrage te kunnen vaststellen voor deze zorgfunctie.
Artikel 15.4.1
Criterium 1: Opstartkosten zijn bedoeld om de zorgfunctie uit de aanwijzing mogelijk te maken. Hieronder vallen dus geen exploitatiekosten voor de 7 x 24 uur beschikbaarheid of kosten voor andere zorgfuncties. Zonder deze kosten kan de voorziening niet tot stand worden gebracht.
Criterium 2: Als kosten pas gemaakt worden na de volledige start van de functie, dan zijn de kosten niet onmisbaar voor de start van de functie. Bovendien mogen de opstartkosten geen vrijbrief zijn om allerlei kosten achteraf via nacalculatie vergoed te krijgen. Een duidelijke tijdsgrens is daarom noodzakelijk.
Onder opstartkosten zijn juridische kosten inbegrepen. Het betreft hier specifiek de juridische kosten die ten behoeve van de aanbesteding zijn gemaakt vóór 16 november 2016. Deze juridische kosten worden eenmalig in 2016 vergoed.
Artikel 15.6
De verlening 2016 vindt ambtshalve plaats vanwege het korte tijdsbestek waarin de beschikking afgegeven moet worden.
[1] Betekent dat behandeling maximaal 75 minuten na oproep ambulance moet aanvangen door een obstetrisch professional of gynaecoloog.
[2] Met kenmerk 692617-129795-MC.