Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0414/TP, 26 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/414/TP

betreft: [klager] datum: 26 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 20 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. M.B. Bax, namens

[...], verder te noemen klager,

en van een op 21 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ontvangen beroepschrift van klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.B. Bax om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 28 november 2002 verlengd tot 26 februari 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Bij brief van 4 juni 2002 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 1 juni 2002 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegdetbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 31 januari 2003, uitgereikt aan klager op 14 februari 2003, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 28 november2002 met drie maanden is verlengd tot 26 februari 2003. Klager is terzake niet gehoord.
De datum van invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 1
oktober 2003.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Midden Holland te Alphen aan den Rijn. De Minister heeft op 19 februari 2003 beslist klager te plaatsen in de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. Deze plaatsing was tentijde van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Minister heeft de bestreden beslissing naar een onjuist adres gezonden, waardoor klager deze eerst op 14 februari 2003 heeft ontvangen. Klager is het niet eens met debeslissing zijn wachttijd te verlengen. Hij wil zo snel mogelijk in een tbs-inrichting behandeld worden, omdat hij dan contact met zijn kinderen kan krijgen en zijn problemen opgelost kunnen worden. De Minister dient hem bijvoorrang te plaatsen, gelet op de omstandigheid dat de strafrechter het wenselijk achtte dat met de behandeling zo spoedig mogelijk een aanvang wordt gemaakt.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu de bestreden beslissing niet tijdig aan klager is meegedeeld en klager niet is gehoord.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrentdetentieongeschiktheid vanuit de p.i. van verblijf ontvangen. De inhoud van de overgelegde medische verklaring geeft de Minister geen aanleiding klager met voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.
Voorzover het beroep materieel gegrond wordt verklaard, zijn er geen gronden voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu aan het verblijf van klager in een p.i. de titel van vrijheidsstraf ten grondslag ligt.

4. De beoordeling
Klager is niet gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 28 november 2002 is verstreken. Pas bij brief d.d. 31 januari 2003 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van deMinister tot verlenging van de wachttermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevensopgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring d.d. 26 maart 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Haag blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moestworden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De omstandigheid dat de strafrechter bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf rekening heeft gehouden met onder meer de omstandigheid dat het wenselijk is dat met de behandeling zo spoedig mogelijk een aanvang wordtgemaakt, kan in het licht van al het vorenoverwogene, niet tot een ander oordeel leiden.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 28november 2002 tot 26 februari 2003.

Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfdelid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 28 november 2002 tot 26 februari 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven