Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0352/GA, 13 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/352/GA

betreft: [klager] datum: 13 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 februari 2003 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2003, gehouden in de p.i. Zwolle, is de heer [...], unit directeur bij de locatie Esserheem, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om op 5 december 2002 als verdachte een zitting van het kantongerecht te Utrecht bij te wonen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft gemeld dat hij bij het kantongerecht moest verschijnen. Gelet op de op de inrichting rustende verplichting een gedetineerde hiertoe ook in de gelegenheid te stellen, heeft de directie de Dienst Vervoer en Ondersteuning(DV&O) verzocht klager naar de betreffende zitting te vervoeren. DV&O was hiertoe op dat tijdstip niet in de gelegenheid, terwijl de directie klager om beheersmatige redenen -hij was mislukt in een inrichting met een beperktbeveiligingsniveau- niet op eigen gelegenheid wilde laten reizen.
Klagers belangen zouden ter zitting door zijn raadsman behartigd worden. Deze gaf een medewerker van het BSD te kennen ter zitting om aanhouding van de behandeling van de zaak te verzoeken.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 26, vierde lid van de Pbw stelt de directeur een gedetineerde in staat om onder door de directeur te stellen voorwaarden de inrichting te verlaten, teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen. Op grond vanhet bepaalde in artikel 26, vierde lid onder c van de Pbw moet de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stellen een gerechtelijke procedure bij te wonen indien de gedetineerde bij het bijwonen van de procedure een aanmerkelijkbelang heeft en er tegen het verlaten van de inrichting daartoe geen overwegend bezwaar bestaat. De beroepscommissie acht onvoldoende aannemelijk dat klager een zodanig aanmerkelijk belang had als bedoeld in voornoemd artikel 26,vierde lid onder c van de Pbw, nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager weliswaar was opgeroepen, maar dat zijn raadsman ter zitting aanwezig zou zijn. Daarbij had de raadsman op voorhand aangegeventer zitting om aanhouding van de zaak te zullen verzoeken. Gelet hierop en in aanmerking genomen het gegeven dat DV&O niet in de gelegenheid was voor klagers vervoer zorg te dragen, terwijl er zijdens de inrichting ernstige bezwarenwaren klager op eigen gelegenheid naar de zitting te laten gaan, kan niet kan worden gezegd dat de onderhavige beslissing van de directeur, gelet op alle belangen en omstandigheden, in strijd met de wet dan wel onredelijk ofonbillijk moet worden geacht.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven