Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0339/GA, 10 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/339/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.Schuurman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 februari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2003, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. S. Schuurman en dhr. [...], locatiedirecteur.
Klager was niet ter zitting aanwezig.

Na de behandeling ter zitting is door de directeur relevante GRIP-informatie aan de beroepscommissie en de raadsman van klager toegezonden.

Klager, die enkel met gepantserd vervoer zou kunnen worden vervoerd, is niet aangevoerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet toestaan aan klager om bezoek te ontvangen van zijn vriendin en met haar te telefoneren.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Verzocht wordt om de behandeling van de zaak aan te houden opdat de zaak behandeld zal worden in klagers aanwezigheid. Het argument,dat klager alleen met gepantserd vervoer vervoerd kan worden, klopt niet omdat hij naar het hof wel met normaal vervoer vervoerd wordt. Klager kan het belang van het contact met zijn vriendin het beste zelf verwoorden. Uitsluitingvan klagers vriendin voor bezoek dan wel telefonisch contact is onredelijk, mede gezien artikel 8 EVRM. Wellicht zijn de regels van de ebi nageleefd, maar de strenge toepassing van die regels was voor klager onredelijk. Wellichtwaren minder beperkende maatregelen denkbaar geweest zodat enig contact met zijn vriendin mogelijk zou zijn geweest. Voorts is niet duidelijk gespecificeerd waarom geen contact tussen hem en zijn vriendin toegestaan werd. Hoewel deadvocaat zich er wel iets bij voor kan stellen dat er geen contact mocht plaatsvinden, ontslaat dit de directeur nog niet van de verplichting om zijn beslissing te motiveren. De beslissing is met onvoldoende redenen omkleed en nietvolledig toetsbaar. Het belang was voor klager dusdanig groot dat hij in honger- en dorststaking is gegaan en in het penitentiair ziekenhuis is beland. Voorts heeft klager ook bezwaar gemaakt tegen de beslissing dat zijnschoonmoeder en zijn jongere zuster niet op bezoek kunnen komen. De beklagrechter heeft verzuimd om terzake een beslissing te nemen. Klagers klaagschrift dateert van 31 juli 2003 en bestaat uit een Turkse zin die niet vertaald is.Het niet nemen van een beslissing is ook voor beroep vatbaar. Er is meermalen gevraagd hoe het zat met de screeningsaanvraag voor de zuster en de schoonmoeder. Na uitblijven van een reactie is telefonisch geïnformeerd naar devoortgang. De zuster stelde dat er mensen bij hen waren geweest om vragen te stellen. De directeur van de ebi stelde dat er geen formulier teruggestuurd was. Omdat bleek dat er geen procedure in werking was gesteld, is daarna eennieuwe procedure gestart.
Naar aanleiding van een uitspraak in kort geding verblijft klager nu in een normale penitentiaire inrichting en heeft hij contact met zowel zijn vriendin, schoonmoeder en zuster.

De locatiedirecteur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 31 mei 2003 waren de papieren voor de screening van de vriendin binnen. Op 17 juni 2003 volgde een negatief advies vanhet GRIP en dat is door de directeur overgenomen. Het kwam er op neer dat de vriendin door het GRIP beschouwd werd als lid van een criminele organisatie. Zij is met een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. Voor wat betreft decontacten met de zuster en de schoonmoeder is het verzoek op 7 augustus 2002 ontvangen en dezelfde dag doorgestuurd naar het GRIP. Het duurt gemiddeld twee maanden voordat informatie uit het buitenland is ontvangen. Omdat klager op11 september 2002 overgeplaatst is, is het verzoek niet meer in behandeling genomen.
De directeur zal bezien of de nadere GRIP-informatie, op grond waarvan de bestreden beslissing is genomen, kan worden toegestuurd aan de raadsman en de beroepscommissie.

Vervolgens heeft de directeur nadere GRIP-informatie verstrekt en telefonisch aan het secretariaat laten weten dat, hoewel op deze informatie staat vermeld dat de inhoud van het GRIP-rapport vertrouwelijk is, deze informatie tevensaan de raadsman kan worden verstrekt en inmiddels al aan hem toegestuurd is.

3. De beoordeling
De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden opdat klager zijn beroep persoonlijk kan toelichten. De beroepscommissie acht zich, gelet op de aard van het beklag en de overige omstandigheden van het geval,voldoende voorgelicht en ziet geen noodzaak om de behandeling van de zaak aan te houden en klager persoonlijk te horen.

Voor wat betreft de stelling van de raadsman dat de beklagrechter geen beslissing heeft
genomen terzake van de weigering van de directeur om te beslissen aan klager bezoek van zijn zuster en zijn schoonmoeder toe te staan, dient klager niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn beroep, nu terzake niet voor het eerstin beroep geoordeeld kan worden. Desgewenst dient klager zich terzake alsnog tot de beklagrechter te wenden.

Voor wat betreft de in beroep resterende klacht is van belang het antwoord op de vraag of de directeur op grond van het door het meldpunt GRIP aan hem verstrekte negatieve advies, gerelateerd aan de onderliggende gegevens, inredelijkheid heeft kunnen besluiten om aan klager niet toe te staan om bezoek te ontvangen van diens vriendin noch telefonisch contact met haar te hebben. Uit de aan de beroepscommissie en de raadsman verstrekte GRIP-informatieblijkt dat bij klagers vriendin een doorgeladen vuurwapen is aangetroffen, zij strafrechtelijke documentatie in België heeft, waarop een twintigtal antecedenten voorkomen, waaronder bedreiging met een vuurwapen. Voorts is devriendin verhuisd naar een adres waar een persoon woonachtig is die een achttal antecedenten heeft terzake van onder meer de Opiumwet en de Wet wapens en munitie van wie bekend is dat hij vuurwapengevaarlijk en harddruggebruiker is.Gelet op deze informatie komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de bestreden beslissing van de directeur niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift noch als onredelijk of onbillijk dient te worden aangemerkt. Hetgeen inberoep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard, zij het op andere gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover en zoals
hiervoor overwogen, verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de
uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven