Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0290/GM, 26 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/290/GM

betreft: [klager] datum: 26 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 4 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de Penitentiaire Inrichtingen (p.i.) Midden Holland, gevangenis Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 30 januari 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie heeft op 31 maart 2003 zitting gehouden in de p.i. Vught te Vught ter behandeling van klagers beroep.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Alphen aan den Rijn is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek d.d. 10 januari 2003 om bemiddeling aan de medisch adviseur betreft het niet reageren door de medische dienst op drie - binnen negen dagen ingediende - verzoekbriefjes om voor het spreekuurte worden opgeroepen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
De toegang tot de medische verzorging in de gevangenis wordt belemmerd doordat klager niet voor het spreekuur is opgeroepen naar aanleiding van zijn verzoekbriefjes. Het was nodig die verzoekbriefjes in te dienen, omdat klager dehem voorgeschreven medicijnen en pedi-spray steeds maar niet krijgt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
De medische dienst neemt klagers gezondheid serieus. Klager is in de twee maanden voorafgaand aan het indienen van het bemiddelingsverzoek 26 keer op consult geweest. Dat is een gemiddelde van om de dag. Klager is herhaalde malennaar verschillende specialisten verwezen en op de adviezen van de specialisten wordt de behandeling door de inrichtingsarts afgestemd. De medische dienst heeft besloten één verpleegkundige en één arts als aanspreekpunt voor klageraan te wijzen om het team te ontzien en om „shoppen“ te voorkomen.

3. De beoordeling
Klager stelt in het bemiddelingsverzoek van 10 januari 2003 dat geen gehoor is gegeven aan drie verzoeken om een consult. Hij geeft voorts aan dat hij door de arts voorgeschreven geneesmiddelen niet had gekregen.
Uit het bij de stukken aanwezige medisch dossier van klager blijkt het volgende. Kort voor de datum van het bemiddelingsverzoek is een aantal verzoekbriefjes van klager bij de medische dienst binnengekomen. Het onderwerp daarvanbetrof klagers wens een Pedi-spray te krijgen in verband met zweetvoeten. Dienaangaande is in het dossier vermeld dat dit middel niet op de winkellijst staat. Voorts is vermeld dat aan klager is medegedeeld iets anders te bestellen.

Voor de beroepscommissie is aannemelijk geworden dat aldus wel op klagers verzoekbriefjes is gereageerd, terwijl niet kan worden vastgesteld dat het om geïndiceerde geneesmiddelen ging.
Aan de beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, niet gebleken van handelen van de inrichtingsarts dat kan worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de arts in zijn hoedanigheid ten opzichtevan klager diende te betrachten.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 26 mei 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven