Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0318/GB, 8 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/318/GB

Betreft: [...] datum: 8 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1963], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 februari 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een half open inrichting afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 7 augustus 1999 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Zwaag te Zwaag. Klager heeft zich onttrokken aan detentie van 11 januari 2000 tot 2 mei 2002. Op laatstgenoemde datum is hij geplaatst in delocatie De Leuvense Poort te Den Bosch. Op 26 augustus 2002 is hij geplaatst in unit 2 (gevangenis) van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk 30 maanden, 6 maanden, 14 dagen, 3 maanden, 6 maanden en 111 dagen, met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 15 december 1999 en onderbrokendoor voornoemde onttrekking aan de detentie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 juni 2004. Aansluitend dient klager eventueel 14 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijkehandhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een half open inrichting als volgt toegelicht.
De reden voor klagers te late melding na strafonderbreking was dat zijn dochter ernstig ziek was. Na twee dagen bij zijn dochter in het ziekenhuis te zijn geweest, heeft hij zich in twee weken tijd tweemaal bij de politie Bredagemeld en is hij tot twee keer toe naar huis gestuurd omdat zijn cel al vergeven zou zijn c.q. in verband met het tekort aan cellen. Daarna heeft klager, die ervan uit ging dat hij een oproep zou krijgen, twee en een half jaar nietsgehoord. Bij de politie heeft hij te kennen gegeven dat hij thuis op bericht zou wachten en klager heeft ook altijd op dit adres verbleven en de politie heeft hem later op dit adres ook opgehaald. Van een poging tot vlucht is geensprake geweest. Klagers vrouw is werkzaam binnen de directie van Nederlands grootste verzekeringsmaatschappij annex bank. Omdat klager gedetineerd is wegens oplichting riskeert zijn vrouw om haar baan en als gevolg daarvan het huiskwijt te raken. Zijn vrouw moet allerlei verhaaltjes verzinnen om te verklaren waarom klager nooit meer ergens bij is. Als klager zijn gezicht een keer per maand kan laten zien, komen er geen vragen en is hun toekomst gewaarborgd.Plaatsing in een half open inrichting geeft klager en zijn vrouw de gelegenheid om het sociale leven gedeeltelijk weer op te pakken en te werken aan een terugkeer in de maatschappij. Klager heeft zijn, zware, straf geaccepteerd,heeft aan de politie alle medewerking verleend en is een modelgevangene die nooit een rapport heeft gekregen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Van doorslaggevend belang voor de genomen beslissing is het feit dat klager reeds eerder met justitie in aanraking is geweest en vanaf 1989 zich meerdere malen bij de rechter heeft moeten verantwoorden. Hij mag derhalve bekendworden geacht met de geldende spelregels bij justitie en gevangeniswezen wanneer hem schorsing wordt verleend door de rechtbank, waarbij een bepaalde duur wordt aangegeven. Klager kreeg schorsingsverlof van de rechtbank en wasgedetineerd in p.i. Zwaag. Hij heeft geen contact met deze instanties gezocht, noch overleg gepleegd over de noodzaak tot eventuele verlenging van de schorsingsperiode, maar eigenmachtig zijn schorsingsperiode verlengd. Ook tenaanzien van het vervolg heeft hij, noch zijn advocaat contact gezocht met het openbaar ministerie voor wat betreft het verdere verloop van zijn detentie maar zich kennelijk uitsluitend beperkt tot contactlegging met politie Breda,waarvan geen bewijs wordt aangeleverd. Twee jaar lang heeft hij geen actie ondernomen naar de justitiële autoriteiten.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven