Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0648/GV, 28 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/648/GV

betreft: [klager] datum: 28 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 maart 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager erkent dat hij na een eerder verleende strafonderbreking niet tijdig is teruggekeerd. Dit had te maken met zijn persoonlijke situatie op dat moment. Gelet op zijn naderende v.i.-datum wil hij graag door middel van verlofwerken aan zijn terugkeer in de maatschappij.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft gedurende zijn proeftijd een misdrijf gepleegd. Daarnaast heeft hij tijdens een eerdere schorsing van zijn detentie gemeend zelf het tijdstip van terugkeer in de inrichting te kunnen bepalen. Hiermee heeft klageraangetoond niet met geboden vrijheden om te kunnen gaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek te Doetinchem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven twijfels te hebben bij een te verlenen verlof omdat klager eerder niet tijdig van een schorsing is teruggekeerd.
De politie Culemborg heeft negatief geadviseerd wegens vluchtgevaar, gelet op klagers eerdere niet tijdig terugkeren.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens heling, overtreding van de wet wapens en munitie en de opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 november 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken blijkt, hetgeen door klager niet wordt ontkend, dat klager naar aanleiding van een eerder verleende schorsing in april 2002 niet tijdig is teruggekeerd in de inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraagrechtvaardigt. De toelichting van klager dat hij wegens zijn persoonlijke situatie niet tijdig is teruggekeerd, doet hieraan niet af.
Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlatenvan de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven