Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0010/GA, 16 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/10/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 december 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2003, gehouden in de locatie Ooyerhoek, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur van voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van drie dagen, omdat klager herhaalde malen de aanwijzingen van het personeel niet heeft opgevolgd en het personeel tot tweemaal toe heeftbedreigd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Men maakt van een mug een olifant. Ik stond die ochtend voor een dichte celdeur. Nadat ik had gebeld, werd mijn deur opengemaakt. Dat was om 09.00 uur. Ik ben meteen gaan douchen. Daarna ben ik met mijn handdoek nog om naar depenitentiair inrichtingswerker (piw-er) gelopen en heb vriendelijk gevraagd of ik mijn medicijnen mocht hebben. Dat mocht niet, want ik was te laat. Ik heb nogmaals om mijn medicijnen gevraagd, want die heb ik nodig. Ik gebruikaltijd medicijnen, daar blijf ik rustig van. De piw-er zei toen op zeer bazige toon, als een commandant, dat ik ze niet mocht. Ik ben kwaad weggelopen. Na een kwartiertje kwam de piw-er samen met een andere, blonde piw-er naar metoe en vroeg of ik even mee wilde komen. Ik ging zitten. Er werd mij verteld dat de mevrouw van de medische dienst heeft beslist dat ik mijn medicijnen zelf moet halen en dat ik dat tijdig moet doen. Die piw-er ging mij kleineren.Ik kan niet op tijd komen als mijn deur dicht is. Ik heb gezien dat die piw-er medicijnen naar anderen brengt. Waarom doet hij dat bij mij niet? Ik ontplofte en ging huilen van de emoties. Ik pakte mijn handdoek en maakte eenwurgbeweging om mijn nek. Dat is mijn probleem. Als die piw-er daarvan schrikt of bang is van mij, dan kan ik daar niets aan doen. Ik was boos op mijzelf en op de situatie, omdat ik als een kind werd behandeld. Ik zweer dat ik nietheb gedreigd. Als ik zeg „ik kom een keer vrij“ dan bedoel ik dat letterlijk. Ik kom toch ook weer vrij? Dan kan die piw-er toch niet boos blijven? Ik blijf niet eeuwig in de inrichting.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb klager gestraft op basis van het rapport van het personeel. Er was sprake van bedreiging richting het personeel. Dan is het opleggen van straf de gebruikelijke stap. Overigens is klager daarna niet meer gerapporteerd voorbedreiging. Als een gedetineerde woorden gebruikt als bijvoorbeeld „ik kom een keer vrij“ dan voelt het personeel zich bedreigd.

3. De beoordeling
Gelet op de omstandigheden van het geval, klager was niet tijdig gewekt, en gelet op de persoon van klager, waardoor de situatie is geëscaleerd, was een andere beslissing van de directeur denkbaar geweest. Niet gezegd kan echterworden dat de beslissing tot oplegging aan klager van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van drie dagen in reactie op zijn gedrag en uitlatingen als (duidelijk) onredelijk en onbillijk is aan temerken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, A.J. Dost en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven