Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2634/GA, 2 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2634/GA

betreft: [klager] datum: 2 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 december bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 november 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond, welke uitspraak op 4 december 2002 door klager is ontvangen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, advocaat te Maastricht, om het beroep schriftelijk toe telichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft (formele) gebreken aan de op 5 september 2002 opgelegde disciplinaire straf.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog aangevoerd dat het beroep in zijn ogen met name is gericht tegen het tijdsverloop tussen het indienen van de klacht en het toezenden van deuitspraak van de beklagcommissie aan klager.

3.
De beoordeling
Klager baseert zijn klacht op een tweetal gronden:
a. de directeur zou niet bevoegd zijn disciplinaire straffen op te leggen; en
b. een verslaglegger dient in het geval dat hij klager verslag aanzegt, dit onverwijld en
schriftelijk te doen.

Met betrekking tot het onder a gestelde komt de beroepscommissie tot het oordeel dat op grond van het gestelde in de artikelen 50 en 51 van de Pbw, de directeur disciplinaire straffen op kan leggen indien de geconstateerde feitenonverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting. Dat klager door de strafrechter is gestraft, doet daaraan niet af.

De onder b genoemde grond faalt eveneens nu geen rechtsregel bepaalt, dat indien de verslaglegger voornemens is van het voorval aan de directeur schriftelijk verslag te doen, dit eveneens terstond schriftelijk aan klager had behorente geschieden.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. D.J. Dee en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven