Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0313/GV, 21 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/313/GV

betreft: [klager] datum: 21 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 januari 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klager meent recht te hebben op verlof gelet op de medische toestand van zijn moeder en de gezinssituatie. Zijn vrouw staat er alleen voor met twee kleine kinderen. Bovendien moeten het gezin en zijn moeder verhuizen. In een anderhuis van bewaring (h.v.b.) word je pas positief bevonden als je boven de 100 punten komt. Bij de laatste urinecontrole werd klager reeds bij 64 punten positief bevonden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 3 december 2002 bij een urinecontrole positief bevonden op het gebruik van softdrugs. Hij heeft tweemaal eerder positief gescoord, op 17 februari 2002 en 6 mei 2002. Het gebruik van softdrugs heeft, gelet op hetdrugsontmoedigingsbeleid, consequenties voor het toekennen van algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het h.v.b. Grave heeft niet geadviseerd. In het bijgevoegde selectie-advies d.d. 19 december 2002 wordt voorgesteld klager te plaatsen in een gesloten inrichting.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het gevraagde verlof.
Ook de politie Brabant Zuid-Oost heeft geen bezwaar.
Klager is welkom op het verlofadres, bij zijn gezin en zijn moeder te Eindhoven.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31december 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

De Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen van 2 juni 1999, nummer 726428/98/DJI, bepaalt in artikel 2, tweede lid, dat het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen een contra-indicatie vormt voor een (over)plaatsing inhet kader van de detentiefasering en de toekenning van verlof of strafonderbreking.
In het door de Minister vastgestelde drugsontmoedigingsbeleid zijn nadere indicaties opgenomen voor het verlenen van onder meer algemeen verlof. Daarbij is bepaald dat de gevolgen bij het gebruik van softdrugs zijn dat iemand driemaanden schoon moet zijn bij een drempelwaarde van 100.

Uit nader telefonisch verkregen inlichtingen is de beroepscommissie gebleken dat klager bij de urinecontrole van 3 december 2002 een score had van 67 THC. Bij de urinecontrole van 6 mei 2002 was dat 174 THC en bij die van 17februari 2002 95 THC. Gelet op de vastgestelde indicaties bij het drugsontmoedigingsbeleid, diende de uitslag van de urinecontrole van 3 december 2002 geen gevolgen te hebben voor de verlofaanvraag van klager. De Minister had zijnafwijzende beslissing derhalve niet op deze grond kunnen baseren. Gelet op de overigens positieve gedragsrapportage over klager, de positieve adviezen van het openbaar ministerie en de politie en het gegeven van een aanvaardbaarverlofadres, moet de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal wordenopgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 21 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven