Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2596/TP, 7 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2596/TP

betreft: [klager] datum: 7 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 6 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. W.H. van Zundert, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn bovengenoemde raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 20 december 2002 verlengd tot 20 maart 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 14 oktober 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 25 december 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie teRotterdam.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wacht al zeer lang op behandeling, zonder dat er zicht op is wanneer hij eindelijk behandeld kan worden. Dit terwijl hij zijn gevangenisstraf van 24 maanden al lang heeftondergaan en reeds lang voor de v.i.-datum de mogelijkheid bestond om een plaats voor klager in een tbs-inrichting te zoeken.
De detentie valt klager zwaarder dan bij andere gedetineerden het geval zal zijn. Klager kan niet aan het normale dagprogramma deelnemen omdat hij sinds november 1999 ernstig gehandicapt is ten gevolge van verbrijzeling van zijnknieën. Verder wordt hem, hoewel contact met familieleden voor hem zeer belangrijk is, bezoek onthouden omdat hij een tbs-behandeling moet ondergaan. Bovendien is klager onschuldig veroordeeld in verband waarmee bij schrijven van 19november 2002 bij de Hoge Raad der Nederlanden een verzoek tot revisie van de strafzaak is ingediend.
De beroepscommissie wordt uitdrukkelijk verzocht het er toe te leiden dat klager thuis kan wachten op zijn tbs-behandeling. Klager heeft vanwege zijn handicap een beperkte actieradius, waardoor het niet aannemelijk is dat hij zaltrachten aan de behandeling te ontkomen wanneer hij als passant geschorst wordt.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het namens klager gedane verzoek om klager, gelet op zijn handicap en het ingediende revisieverzoek bij de Hoge Raad der Nederlanden, de passantentermijn thuis door te laten brengen, is niet ter beoordeling van de beroepscommissie.Klagers raadsman dient zich daartoe te wenden tot de rechtbank waar klager is veroordeeld dan wel tot de betrokken zaaksofficier.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 12 maanden in een p.i. Een dergelijke duur is nietzodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Wel is klager in verband met de overschrijding van de passantentermijn van 12 maanden het aanbod van een tegemoetkoming gedaan, waarmee hijakkoord is gegaan. Hem is een vaststellingsovereenkomst toegezonden.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager verblijft op de bijzondere zorg afdeling (BZA) vande p.i. De Schie. Namens klager is gesteld dat hij zijn detentie als zwaar ervaart als gevolg van zijn handicap en het niet kunnen ontvangen van bezoek in de p.i. De Schie.
Uit de medische verklaring van 27 december 2002 blijkt dat klager aan allerlei activiteiten op de afdeling meedoet. Niet is gebleken dat klager met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. DeMinister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers psychische conditie zodanig is dat zijn situatie in de p.i. onhoudbaar is en/of datsprake is van detentieongeschiktheid. Blijkens de bovengenoemde medische verklaring is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
Ten aanzien van klagers verzoek om de passantentermijn thuis in plaats van in een p.i. te laten doorbrengen, ontbeert de beroepscommissie de bevoegdheid om op een dergelijk verzoek te beslissen. In de huidige procedure staatuitsluitend de beslissing tot verlenging van klagers passantentermijn ter beoordeling.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 27 december 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Rotterdam blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd. Aangegeven wordt dat klager naar omstandigheden goed functioneert in de p.i. De Schie.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in de TBS-Kliniek De Kijvelanden dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De Minister heeft klager een aanbod tot een tegemoetkoming gedaan, waarmee klager volgens de Minister akkoord is gegaan, maar van een ondertekende vaststellingsovereenkomst was ten tijde van de behandeling van het beroep nog geensprake.
De beroepscommissie zal derhalve de tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtingdaadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijkenvan een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven