Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2449/TP, 7 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2449/TP

betreft: [klager] datum: 7 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 19 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 24 november 2002 verlengd tot 22 februari 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 21 januari 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 27 februari 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verscheidene penitentiaire inrichtingen (p.i.), thansin de p.i. Haarlem te Haarlem.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep in zijn beroepschrift als volgt toegelicht. Klager is van mening dat zijn „mensenrechten“ zijn geschonden. Hij verblijft al meer dan 34 maanden in een huis van bewaring (h.v.b.), waarvan meer dan 10 maandenals tbs-passant. Hij brengt dagelijks minimaal 22 uur achter de deur door en voelt dat hij er geestelijk en lichamelijk aan onder door gaat. Het is voor hem een ondragelijke situatie om zo doelloos in een h.v.b. te moetenverblijven. De situatie is ook heel zwaar voor zijn moeder. Klager is nog steeds niet geselecteerd en hoopt door het instellen van beklag (lees: beroep) op zo kort mogelijke termijn in een tbs-inrichting te worden geplaatst. Hij zougraag in de buurt van Alkmaar worden geplaatst omdat zijn moeder vanwege haar gezondheid niet al te ver kan reizen.

In een toelichting d.d. 29 januari 2003 op zijn beroepschrift heeft klager nog het volgende aangevoerd. Zonodig zal klager een kort geding aanspannen ten behoeve van daadwerkelijke plaatsing in een tbs-inrichting. Ook zal hijzonodig aan het Europese Hof voorleggen dat zijn mensenrechten worden geschonden.
Klager is van mening dat hij onrechtmatig tot gevangenisstraf en tbs is veroordeeld, namelijk op basis van te oude rapportage, opgesteld naar aanleiding van ambulant onderzoek. Hij wil graag een standpunt inzake zijn onrechtmatigebehandeling van het openbaar ministerie en de Minister krijgen. Klager heeft destijds psycholoog Derks verzocht om de over hem uitgebrachte pro justitia rapportage op waarde te toetsen. Klager heeft ook psychiater Sanders benaderdvoor contra-expertise; deze heeft op 1 oktober 2001geadviseerd geen tbs op te leggen. Klager overlegt beide rapporten en verzoekt de beroepscommissie deze in haar oordeel te betrekken.
Al deze dingen bij elkaar opgeteld drukken zo zwaar op hem en zijn familie dat hij in het h.v.b. te Utrecht in zijn pols heeft gesneden.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 9 maanden in een p.i. als tbs-passant. Eendergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen dieprimair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestredenbeslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat de psychische conditie van klager zodanig was dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moest worden aangemerkt. Voorts wordt in dit verbandverwezen naar de overgelegde medische verklaring d.d. 12 december 2002.
De Minister zal spoedig een plaatsingsbeslissing ten aanzien van klager nemen.

4. De beoordeling
Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij onrechtmatig is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en tbs. De beroepcommissie is niet bevoegd te treden in de uitgesproken veroordeling door de strafrechter en de daaraanverbonden oplegging van tbs en in de waardering van de in dat kader uitgebrachte pro justitia rapportage. In de onderhavige procedure is uitsluitend de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn aan de orde.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in p.i. was ten tijde van de bestreden beslissing (9 maanden) nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 12 december 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Utrecht blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd. Wel wordt een spoedige plaatsing in een tbs-inrichting, gezien de toenemende afzondering van klager en afname van deelname aan activiteiten, wenselijk geacht.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 24 november 2002 tot 22 februari 2003 niet in strijd is met de wet.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven