Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1954/TP, 18 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1954/TP

betreft: [klager] datum: 18 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 23 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend doormr. M.W.G.J. IJsseldijk, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.W.G.J. IJsseldijk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 28 september 2002 verlengd tot en met 26 december 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 18 september 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 3 oktober 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring en verblijft thans inhet huis van bewaring (h.v.b.) Grave te Grave.
De Minister heeft bij beschikking van 4 oktober 2002 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel). Deze plaatsing was ten tijde van het instellenvan het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de passantentermijn onaanvaardbaar lang is en dat gelet op klagers problematiek niet langer gewacht kan en mag worden met een behandeling in eentbs-inrichting. Uit de rapportages van deskundigen blijkt dat sprake is van een pervasieve ontwikkelingsstoornis op basis waarvan klager niet in staat is op enigszins adequate wijze wederkerige en bevredigende contacten met mensente leggen, laat staan te behouden. Volgens de deskundigen is er sprake van een gapende kloof tussen zijn verwachtingen en de werkelijkheid en is de kans op herhaling groot. Mede gelet op de jeugdige leeftijd van klager mag er van deoverheid een extra inspanningsverplichting verwacht worden om zo spoedig mogelijk tot plaatsing in een tbs-inrichting over te gaan. Verblijf in een h.v.b. is gelet op klagers persoonlijke situatie zeer onwenselijk.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de verlengingsbeslissing tijdig aan hem is medegedeeld en uitgereikt. Hetberoep zal tevens materieel ongegrond zijn. Aangezien door de onderhavige beslissing tot verlenging van de passantentermijn deze termijn de 12 maanden overschrijdt, is een aanbod gedaan tot financiële tegemoetkoming van € 600,= permaand, met ingang van de dertiende maand van de passantentermijn. Dit bedrag wordt telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.Namens betrokkene is aangegeven dat hij akkoord gaat met dit aanbod. De passantentermijn ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing wordt niet zodanig lang geacht dat op die enkele grond de verlengingsbeslissing onredelijkof onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen, die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat de psychische conditie van klager,die op een bijzondere zorg afdeling verblijft, zodanig is dat de situatie in het h.v.b. onhoudbaar is en/of dat van detentieongeschiktheid moet worden gesproken. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d.3 december 2002 isklagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.
In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 3 december 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Den Bosch blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het huis vanbewaring als onverantwoord moest worden beschouwd. De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in De Rooyse Wissel dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijkenvan een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven