Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2063/TP, 20 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2063/TP

betreft: [...] datum: 20 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 30 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 4 oktober 2002 verlengd tot 2 januari 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 19 maart 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 119 dagen en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 9 oktober 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordtse Poorten teDordrecht.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 11 april 2002 besloten tot plaatsing van klager in FPK Oldenkotte te Rekken. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij zit al meer dan twee jaar vast op basis van 119 dagen straf en tbs zonder dat hij wordt behandeld, hetgeen alle perken te buiten gaat. Om die reden eist hij onmiddellijkeinvrijheidsstelling en een oplossing voor zijn huisvestingsprobleem. Hij is al 61 jaar. Verder verzoekt hij een financiële tegemoetkoming vanwege de omstandigheid dat zijn passantentermijn langer dan 12 maanden duurt.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager is tijdig gehoord en geïnformeerd over de beslissing tot verlenging van de passantentermijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Tentijde van de bestreden beslissing verbleef klager 12 maanden in een p.i. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Wel is klager een tegemoetkomingaangeboden, waarmee klager schriftelijk akkoord is gegaan. Klager zal een vaststellingsovereenkomst toegezonden krijgen, waarin onder meer wordt overeengekomen dat de Staat na plaatsing van klager in een tbs-inrichting zal overgaantot overmaking van het veschuldigde bedrag.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie onhoudbaar isen/of klagers psychische conditie zodanig is dat hij als ongeschikt voor verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.
Een medische verklaring is opgevraagd en zal na ontvangst worden toegezonden.

4. De beoordeling
Voorzover klager heeft verzocht om invrijheidsstelling en een oplossing voor zijn huisvestingsprobleem, wordt overwogen dat de beroepscommissie geen bevoegdheid heeft dergelijke beslissingen te nemen. In de onderhavige procedure isslechts aan de orde het beroep tegen de beslissing d.d. 24 september 2002 van de Minister tot verlenging van klagers passantentermijn met ingang van 4 oktober 2002.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing 12 maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaringen d.d. 31 oktober 2002 en 12 november 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Rotterdam blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf ineen p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in FPK Oldenkotte dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden. Weliswaar heeft klager de hem door de Minister aangebodentegemoetkoming geaccepteerd, maar ten tijde van de behandeling van het beroep was geen door hem ondertekende vaststellingsovereenkomst door de Minister overgelegd.
De beroepscommissie zal derhalve de tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtingdaadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijkenvan een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven