Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4004/GA, 13 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/4004/GA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2017, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 20 mei 2016, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde (ZO-2016-397);
b. dezelfde beslissing als vermeld onder a. (ZO-2016-428);
c. de interne overplaatsing van klager van afdeling C3 naar afdeling D3 op 25 mei 2016 in afwachting van een beslissing van de selectiefunctionaris (ZO-2016-429).

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. en c. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder b. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt
– samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is niet gehoord, voordat is beslist tot afzondering. Klager heeft zichzelf verdedigd. Er was sprake van een worsteling tussen klager en de medegedetineerde. Klager probeerde zich los te trekken,
maar dat kan niet in een worsteling. In het schriftelijk verslag is alleen de verklaring van de medegedetineerde opgenomen. Er was geen mes in het spel; het mes lag gewoon op het aanrecht. Klager heeft in de beklagprocedure aangevoerd dat de
medegedetineerde geen straf opgelegd heeft gekregen.

Klager is intern overgeplaatst naar een extra zorgvoorziening. Hij heeft daardoor aan minder activiteiten deel kunnen nemen. Hij vraagt zich af waarom de betreffende medegedetineerde na het incident niet is overgeplaatst. Klager begrijpt dat hij is
overgeplaatst voor zijn eigen veiligheid. Hij voelt zich alleen ongelijk behandeld.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het schriftelijk verslag blijkt dat klager en de medegedetineerde vechtend zijn aangetroffen in
de recreatieruimte. Het mes dat op het aanrecht lag, had gebruikt kunnen worden in het gevecht. Klager en de medegedetineerde hebben dezelfde straf opgelegd gekregen. Bij klager is, anders dan de medegedetineerde, wel het zogenoemde bewaardersarrest
toegepast. Dat was achteraf bezien misschien niet nodig, maar het is een afweging van personeel geweest. Klager is gehoord, voordat is beslist tot oplegging van de straf.

Klager is voor zijn eigen veiligheid intern overgeplaatst naar de extra zorgvoorziening. Hij zou daar verblijven tot het moment van overplaatsing naar een andere inrichting. Het vermoeden bestaat dat klager onder druk werd gezet door medegedetineerden,
vanwege zijn functie in de winkel. Klager mocht kiezen of hij op de benedenring, met arbeid, of op de bovenring, zonder arbeid, wilde verblijven. Hij heeft voor de benedenring gekozen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Onweersproken staat vast dat klager overeenkomstig het bepaalde in artikel 57, eerste lid onder k, van de Pbw na afloop van het zogenoemde
bewaardersarrest is gehoord, voordat is beslist tot het opleggen van de bestreden straf.

In artikel 51, vijfde lid, van de Pbw is bepaald dat geen straf kan worden opgelegd, indien de gedetineerde voor het begaan van het feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, niet verantwoordelijk kan worden gesteld. Uit het verslag en de
schriftelijke
mededeling komt naar voren dat personeel heeft geconstateerd dat klager betrokken is geweest bij een vechtpartij met een medegedetineerde en dat beiden daarin een actieve rol hebben gehad. Gelet hierop acht de beroepscommissie niet aannemelijk dat
klager zichzelf louter zou hebben verdedigd. De directeur heeft dan ook in redelijkheid onderhavige straf aan klager kunnen opleggen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie constateert dat de klacht ziet op dezelfde beslissing als vermeld onder a. Nu niet twee keer over dezelfde
directeursbeslissing kan worden geklaagd, moet klager om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met wijziging van de gronden worden
bevestigd.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij neem de beroepscommissie in aanmerking
dat de directeur de selectiefunctionaris op 24 mei 2016 heeft geadviseerd klager voor zijn eigen veiligheid over te plaatsen naar een andere inrichting, omdat bij hem het vermoeden bestond dat klager onder druk werd gezet door medegedetineerden. Klager
heeft dit niet ontkracht. Gelet hierop kan de beslissing van 25 mei 2016 tot interne overplaatsing van klager, in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. E. Lucas en ing. M. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 13 maart 2017

secretaris voorzitter

Naar boven