Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1963/TP, 22 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1963/TP

betreft: [klager] datum: 22 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een beroepschrift, te beschouwen als op 5 september 2002 bij het secretariaat van de Raadingekomen, ingediend door mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 20 augustus 2002 van de Minister van Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister van Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn voormelde raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste en vierde lid Bvt juncto artikel 58, vijfde lid Bvt dient het beroepschrift tegen een beslissing tot verlenging van de passantentermijn uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van hetafschrift van die beslissing te worden ingediend. Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim isgeweest.
De beslissing waarvan beroep is volgens klager op 23 augustus 2002 aan hem uitgereikt. Het beroepschrift is op 5 september 2002 gedateerd. Het is aannemelijk dat het beroepschrift op laatstgenoemde datum per fax is verzonden naarhet ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, sector directie TBS.
Ook als uitgegaan wordt van 5 september 2002 als datum van binnenkomst van het beroepschrift bij het secretariaat van de Raad – de facto is het beroepschrift bij de Raad binnengekomen op 24 september 2002 – trekt de beroepscommissieuit het voorgaande de conclusie dat de beroepstermijn is overschreden.
Namens klager zijn als redenen voor overschrijding van de beroeptermijn aangevoerd
de korte beroepstermijn, het feit dat klager „beginnend tbs-er“ is, de beperkte mogelijkheden in de p.i. voor het bezoek van de advocaat gelet op de door de penitentiaire inrichting (p.i.) gehanteerde bloktijden, de beperktemogelijkheden in de p.i. voor ontvangst en verzending van post, en in het bijzonder de wisseling van advocaat op 3 september 2002 en het voorzien in de toevoegingsprocedure. Deze redenen kunnen naar het oordeel van deberoepscommissie niet worden aangemerkt als feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest.

Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld. Om deze reden kan de beroepscommissie het beroep niet verder in behandeling nemen. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 22 januari 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven