Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1861/TP, 9 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1861/TP

betreft: [klager] datum: 9 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 9 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 18 september 2002 verlengd tot en met 16 december 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 22 maart 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 25 juni 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord, locatie DeGrittenborgh te Hoogeveen.
De Minister heeft bij beslissing d.d. 11 april 2002 besloten tot plaatsing van klager in de tbs-inrichting GGZ Drenthe te Assen. Naar aanleiding van door deze inrichting bij brief d.d. 18 april 2002 aangevoerde bezwaren heeft deMinister d.d. 14 oktober 2002 besloten tot intrekking van genoemde plaatsingsbeslissing en tot plaatsing van klager in de FPK Oldenkotte te Rekken. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.Klager is op 21 oktober 2002 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep - zakelijk weergegeven en voor zover relevant - als volgt toegelicht.
Hij krijgt binnen de p.i. De Grittenborgh niet de zorg en verpleging waar hij recht op heeft. Hij wacht ten tijde van het instellen van het beroep al vijftien maanden op plaatsing in een tbs-inrichting en dat is onredelijk lang. Hijervaart deze stilstand als achteruitgang en wil, gezien zijn verleden en zijn delict, nu zo snel mogelijk met een behandeling starten. Hij weet niet hoelang hij het verblijf in de p.i. geestelijk nog aankan. Steeds weer eenverlenging van de passantentermijn te krijgen is voor hem een grote teleurstelling.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven en voor zover relevant - het volgende naar voren gebracht.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Klager verbleef op dat moment vijftienmaanden als tbs-passant in een p.i. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Bij gelegenheid van de beslissing tot de voorafgaande verlenging van klagerspassantentermijn, toen klager twaalf maanden op plaatsing in een tbs-inrichting wachtte, is hem in verband met de toenmalige duur van de passantentermijn een aanbod gedaan tot financiële tegemoetkoming van € 600,-- per maand metingang van de dertiende maand van de passantentermijn, telkens na een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. te verhogen met € 125,-- per maand. Klager heeft dit aanbod bij brief van 16 juni 2002 aanvaard. Hijheeft inmiddels een vaststellingsovereenkomst getekend, waarin onder meer is overeengekomen dat de Staat na plaatsing van klager in een tbs-inrichting zal overgaan tot overmaking van het alsdan verschuldigde bedrag.
Er bestond ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet isgebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalenontvangen dat klagers situatie in de p.i. onhoudbaar was en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken.

De Forensisch Psychiatrische Dienst te Assen heeft na onderzoek van klager een medische verklaring d.d. 11 oktober 2002 uitgebracht, waarin is aangegeven dat klagers psychische conditie zodanig is, dat het verantwoord is dat klagerlanger in een p.i. verblijft in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing nog niet was geplaatst in een tbs-inrichting. Ook isvoldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijn beslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting primair te laten bepalen door de volgorde van dedata waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overige tbs-gestelden zijn ingegaan.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vijftien maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,in dit geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 11 oktober 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Assen blijkt dat de psychische conditie van klager op de onderzoeksdatum 30 september 2002 niet van dien aard was dat een verder verblijf inde p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie neemt in aanmerking dat klager op 21 oktober 2002 is geplaatst in de FPK Oldenkotte.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.
De rechtsgevolgen van de bestreden beslissing zijn niet meer ongedaan te maken. De beroepscommissie zal terzake echter geen tegemoetkoming vaststellen nu aannemelijk is dat tussen klager en de Minister een vaststellingsovereenkomstis gesloten op grond waarvan de Minister klager een passende financiële tegemoetkoming verleent voor het tijdvak vanaf de dertiende maand van klagers passantentermijn tot aan zijn plaatsing op 21 oktober 2002.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 9 januari 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven