Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3288/GB, 16 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3288/GB

Betreft: [Klager] datum: 16 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 mei 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Zwolle. Op 26 augustus 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing tot overplaatsing van klager naar de p.i. Vught is gebaseerd op de dreiging die jegens hem zou bestaan, als gevolg waarvan hij op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (GVM-lijst) was geplaatst. Het
Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) zou vervolgens hebben geadviseerd klager over te plaatsen. Klager erkent dat een medegedetineerde hem bedreigde en heeft deze bedreiging zelf in de inrichting gemeld. Klager heeft vernomen dat de
betreffende
medegedetineerde thans naar een andere inrichting is overgeplaatst. Hij acht het onredelijk dat, aanvankelijk, hij en niet de gedetineerde die hem bedreigde is overgeplaatst, temeer nu hij in de p.i. Zwolle als reiniger was tewerkgesteld. Klager heeft
in juli 2016 vernomen dat hij ten onrechte op de GVM-lijst was geplaatst. Met ingang van 14 juli 2016 stond hij daarom niet meer op de lijst. Ten tijde van het nemen van de beslissing tot overplaatsing is de selectiefunctionaris er volgens klager ten
onrechte van uitgegaan dat klager op dat moment nog op de lijst stond. Klager is op 14 september 2016 wederom op de GVM-lijst geplaatst. Zowel klager als zijn casemanager zijn hiervan niet op de hoogte gesteld. Klagers hernieuwde plaatsing op de
GVM-lijst lijkt te zijn ingegeven om de overplaatsing naar de p.i. Vught kracht bij te zetten, aldus klager.
Nu klagers bezoek uit de regio Leeuwarden afkomstig is, is de p.i. Zwolle voor zijn bezoek vele malen gemakkelijker bereikbaar dan de p.i. Vught.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Blijkens het selectieadvies van de directeur van de p.i. Zwolle is klager op 2 mei 2016 vanuit de p.i. Leeuwarden overgeplaatst naar de p.i. Zwolle vanwege bedreigingen van medegedetineerden. In de p.i. Zwolle zijn opnieuw door medegedetineerden
bedreigingen jegens klager geuit. Klager is in de p.i. Zwolle reeds overgeplaatst naar een andere arbeidszaal, maar de bedreigingen bleven aanhouden. Op 14 juli 2016 heeft klager een verbale confrontatie gehad met een medegedetineerde die hem
bedreigde.
Hij heeft volgens de selectiefunctionaris in een periode van twee weken met drie gedetineerden een geschil gehad. Op 9 augustus 2016 heeft in de p.i. Zwolle een zoekactie plaatsgevonden nadat melding was gemaakt van een of meer steekwapens die in de
omloop zouden zijn. Het vermoeden bestond dat voornoemde gedetineerde, die klager reeds langere tijd bedreigde, hierover zou kunnen beschikken. Klagers veiligheid kon om die reden niet worden gegarandeerd. Uit navraag is gebleken dat klager van 14
januari 2015 tot 13 juli 2016 op de GVM-lijst was geplaatst. Met ingang van 14 september 2016 is klager, vanwege een nieuwe dreiging, opnieuw op de GVM-lijst geplaatst. Uit informatie van het GRIP is naar voren gekomen dat een overplaatsing raadzaam
werd geacht. De p.i. Vught was, vanwege klagers achtergrond, de enige inrichting waarnaar een overplaatsing mogelijk was. De selectiefunctionaris heeft, gelet op klagers huidige GVM-status in verband met een nieuwe dreiging en het advies van het GRIP,
uit veiligheidsoverwegingen beslist klager naar de p.i. Vught over te plaatsen.
De door klager aangevoerde bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. Hij heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, aldus de selectiefunctionaris.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Onweersproken is dat klager met ingang van 14 september 2016 wederom op de GVM-lijst is geplaatst vanwege een nieuwe dreiging. Klager is op 2 mei 2016, omwille van zijn eigen veiligheid, vanuit de p.i. Leeuwarden overgeplaatst naar de p.i.
Zwolle vanwege bedreigingen die door medegedetineerden werden geuit. De directeur van de p.i. Zwolle heeft, vanwege – wederom – bedreigingen van medegedetineerden, te kennen gegeven klagers veiligheid niet (langer) te kunnen garanderen. Voorts is,
zoals
de selectiefunctionaris heeft gesteld en door klager niet is weersproken, bij een zoekactie in de p.i. Zwolle op 9 augustus 2016 een steekwapen aangetroffen dat vermoedelijk was bestemd om tegen klager te worden gebruikt. Getracht is klager intern over
te plaatsen naar een andere arbeidszaal. De bedreigingen hielden echter onverminderd aan. Blijkens informatie van het GRIP is sprake van liquidatiegevaar. In overleg met het GRIP is besloten klager over te plaatsen naar de p.i. Vught.

4.4. Alles overziende kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu hiermee is getracht klagers veiligheid te waarborgen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven