Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2319/GV, 9 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2319/GV

betreft: [klager] datum: 9 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Een positieve beslissing op klagers verlofaanvraag is van het grootste belang, omdat een goed verlopen verlof -onder meer- een voorwaarde is voor het door klager beoogde NTI-project (lees: MI-traject) en overplaatsing naar eenhalfopen inrichting.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt sedert 1993 in aanraking met justitie. Klager recidiveerde veelvuldig in de vorm van steeds ernstiger delictpleging, zelfs tijdens proeftijden. Tijdens zijn detentie heeft klager een medegedetineerde aangevallen enletsel toegebracht, waarvoor hij disciplinair is gestraft.
Tot slot is ten aanzien van klager sprake van (soft-)drugsproblematiek.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van De Geniepoort heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket Amsterdam heeft aangegeven dat hem geen in het delict of in de persoon van veroordeelde gelegen omstandigheden bekend zijn op grond waarvan het verzoek zou moeten worden afgewezen.
De politie Amsterdam heeft eveneens aangegeven geen redenen te hebben het verlof van klager af te wijzen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging, zware mishandeling, verkrachting en opzettelijke vrijheidsberoving. Aansluitend dient hij twee vervolgvonnissen van respectievelijktwee weken en zes maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 april 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat klager zich sedert 1993 schuldig heeft gemaakt aan diverse (gewelds)delicten en dat hij na vrijlating snel recidiveert.
Voorts is ten aanzien van klager nog sprake van (soft)drugproblematiek, waarvoor hij in 2002 ook nog enige malen is gestraft.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden vooralsnog een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijkverlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven