Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1919/GA, 7 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1919/GA

betreft: [klager] datum: 7 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 september 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 december 2002, gehouden in de locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de directeur, ondanks de daartoe strekkende opdracht van de beklagcommissie neergelegd in haar uitspraak van 22 mei 2002, geen contact met klager heeft opgenomen teneinde de mogelijkheden te bezien omklager zijn studie voort te laten zetten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gelet op de uitspraak van de beklagcommissie van 22 mei 2002 had de directeur met mij in contact moeten treden. Dat is niet binnen de gestelde termijn van twee weken gebeurd. Ik ben het niet eens met het oordeel van debeklagcommissie, neergelegd in haar uitspraak van 12 september 2002, dat het door mij indienen van een beroepschrift tegen de uitspraak van 22 mei 2002 opschortende werking heeft.
Uiteindelijk is er wel mij mij gesproken. De directeur stelt alle mogelijkheden te hebben onderzocht. Volgens mij hadden we er best uit kunnen komen. Mijn verzoek om meer uren onderwijs is echter afgewezen. Mijn verzoek om te werkenop een door de inrichting ter beschikking te stellen pc, die dus niet gemanipuleerd kan zijn, is ook afgewezen. Zelfs mijn verzoek om tijdens de arbeidstijd onderwijs te mogen volgen is afgewezen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Mijn collega unit-directeur heeft zich op het principiële standpunt gesteld dat geen overleg met klager gevoerd hoefde te worden, omdat klager beroep had ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie van 22 mei 2002. Binnen degestelde termijn heeft inderdaad geen overleg plaatsgevonden. Later zijn er op mijn verzoek wel gesprekken met klager gevoerd door het hoofd automatisering en het afdelingshoofd. Het is niet mogelijk gebleken klager tegemoet tekomen. Hierbij zij nog aangetekend dat op klagers afdeling nog vier andere gedetineerden verblijven met soortgelijke problemen. Het is niet aanvaardbaar de ene gedetineerde wel en de andere niet tegemoet te komen. Waar ook andereinrichtingen gebonden aan zijn de stringentere regelgeving op het ICT-gebied, lijkt overplaatsing van klager naar een andere inrichting, in ieder geval op de langere termijn, weinig soulaas te bieden.

3. De beoordeling
Artikel 69, eerste lid, Pbw bepaalt onder meer dat de directeur en klager beroep kunnen instellen tegen een uitspraak van de beklagcommissie door het indienen van een beroepschrift. Artikel 70, eerste lid, Pbw bepaalt dat hetindienen van een beroepschrift de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie niet schorst, behalve voorzover deze de toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 68, zevende lid, Pbw inhoudt. Het tweedelid van artikel 70 Pbw bepaalt dat hangende de uitspraak op het beroepschrift aan de voorzitter van de beroepscommissie kan worden gevraagd de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie geheel of gedeeltelijk teschorsen.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande, waarbij zij aangetekend dat in de onderhavige zaak geen schorsingsverzoek als bedoeld in artikel 70, tweede lid, Pbw, is ingediend, kan de beroepscommissie tot geen ander oordeel komen dandat het indienen van een beroepschrift door klager tegen de uitspraak van de beklagcommissie van 22 mei 2002 géén schorsende werking heeft gehad. De directeur had dan ook binnen de door de beklagcommissie gestelde termijn in overlegmet klager moeten treden. Zulks is niet gebeurd. Klagers beroep en het onderliggende beklag zullen dan ook (alsnog) gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 7 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven