Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2067/JA, 6 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2067/JA

betreft: [klager] datum: 6 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 1 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg, locatie de Hunnerberg, te Nijmegen,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 augustus 2002 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2002, gehouden in de locatie Eikenstein van de j.j.i. De Heuvelrug te Zeist, zijn gehoord namens voormelde directeur [...], juridisch medewerker bij de inrichting en klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet in de gelegenheid zijn gesteld om te luchten tijdens het verblijf in een afzonderingscel op 23 mei 2002.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na de plaatsing op zijn kamer in de avond van 22 mei 2002 wegens het maken van seksistische opmerkingen jegens een sociotherapeutisch medewerker is klager de volgende morgen om 9.15 uur in een afzonderingscel geplaatst wegens hetmaken van brandalarm, waardoor de brandweer voor niets naar de inrichting is gekomen. Om 11 uur heeft het door de minister als plaatsvervanger van de directeur aangewezen afdelingshoofd [...]. klager met het oog op de ordemaatregelgehoord. Waarnemend algemeen directeur, de heer [...]., is die middag en avond verscheidene malen bij klager geweest, onder meer om te zien hoe hij erbij zat. De teamleider heeft om 19.00 uur klager medegedeeld niet te mogen luchtendie dag. Het was een uiterst agressieve situatie. Klager was nauwelijks aanspreekbaar. Plaatsing in een afzonderingsruimte met camera-observatie was aangewezen, maar wegens de noodzakelijk grote personele inzet daarvoor is daartoeniet overgegaan. Alle contacten verliepen via het luikje. De directeur achtte het niet verantwoord de deur te openen. Klager was zo giftig dat hij de directeur wel door het luikje wilde trekken. Ook heeft hij tegen de deur geschopt.'s Avonds was er voldoende personeel beschikbaar om klager te laten luchten, maar dat was slechts mogelijk met gebruikmaking van handboeien en met behulp van het bijstandsteam. Daar klager niet bereid was tot enige medewerking heeftde directeur beslist hem die dag het recht op luchten te ontnemen.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij betwist dat de directeur van Hunnerhegge op 23 mei 2002 tijdens zijn verblijf in de afzonderingsruimte enkele malen bij hem is geweest. De directeur is hooguit op de hoogte gehouden door het personeel, dan wel langs het luikjegelopen. Hij heeft de directeur niet gesproken en deze heeft hem geen vragen gesteld, noch iets medegedeeld. Twee begeleiders van de ambulante dienst hebben hem gezegd dat hij niet mocht luchten, omdat er te weinig personeelbeschikbaar was en omdat het niet verantwoord was dat de deur open ging. Klager ontkent agressief te zijn geweest en tegen de deur te hebben geschopt. Hij is wel boos geweest, omdat hij in de afzonderingsruimte was gezet voor ietsdat hij niet gedaan heeft. Het inslaan van de brandmelder moet gedaan zijn door een ander, terwijl hij douchte.

3. De beoordeling
Artikel 25, tweede lid, Bjj bepaalt onder meer dat gedurende het verblijf in afzondering de jeugdige niet deelneemt aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijkse verblijf in de buitenluchtgedurende ten minste een uur, bedoeld in artikel 53, vijfde lid, Bjj.
Klager verbleef in het kader van een ordemaatregel vanaf 23 mei 2002 te 9.15 uur voor de duur van twee dagen in een afzonderingscel wegens het kapot maken van de brandmelder. Hij verklaart boos te zijn geworden, omdat hij tenonrechte van voormeld feit is beschuldigd en derhalve ten onrechte was afgezonderd. Hij betwist zijn vermeende agressiviteit.
Aannemelijk is geworden dat klager onder de door hem geschetste omstandigheden zich jegens de sociotherapeuten die met hem in de afzonderingscel contact hadden, in woord en gebaar agressief en dreigend heeft opgesteld, zodanig dathet niet verantwoord werd geacht om anders dan via het luikje contact met hem te hebben. Eveneens is aannemelijk geworden dat aan klagers recht op luchten slechts op, in verband met de veiligheid van klager en de personeelsleden,verantwoorde wijze uitvoering zou kunnen worden gegeven door hem geboeid en in aanwezigheid van een fors aantal personeelsleden te doen luchten, hetgeen voor de waarnemend algemeen directeur aanleiding is geweest om klager niet (opdeze wijze) in de buitenlucht te doen verblijven.
De beroepscommissie komt op grond van het vorenstaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen tot het oordeel dat voornoemde omstandigheden voldoende redengevend moeten worden geacht om inbreuk te maken op klagersrecht op luchten als bedoeld in artikel 53, vijfde lid, Bjj. Het beroep zal gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. D.A. Flinterman en prof.dr. N.W. Slot, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op6 januari 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven