Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1868/GA, 8 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1868/GA

betreft: [...] datum: 8 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 mei 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, betreffende het visiteren van klager na steekproefsgewijze selectie na afloop van een bezoekmoment,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Klager legt, ter onderbouwing van zijn standpunt, een hem betreffende uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het Hof) d.d. 6 juli 2006 over. Klager stelt zich, op grond hiervan, op het standpunt dat iedere visitatie in
strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), tenzij een noodzaak, waarvan volgens klager geen sprake is, bestaat om hem aan die visitatie te onderwerpen.

In bijgevoegde uitspraak overweegt het Hof onder rechtsoverweging (r.o.) 60 als volgt:
“As regards the routine weekly strip-searches to which the applicant was subjected between 16 July and 21 November 2002 the Court sees no reason to distinguish the present case from the cases of Van der Ven and Lorsé and others.”

En onder r.o. 61:
“There has accordingly been a violation of Article 3 of the convention”.

In Van der Ven and Lorsé and others, waarnaar wordt verwezen, overweegt het Hof, voor zover hier van belang, als volgt:
“Accordingly, the Court concluded that the combination of routine strip-searching with the other stringent security measures in the EBI amounted to inhuman or degrading treatment, in violation of Article 3, in respect of Mr van der Ven and Mr Lorsé.”

Gesteld noch gebleken is dat klager, naast de visitaties, aan andere stringente veiligheidsmaatregelen is onderworpen. Bovendien vinden de visitaties niet routinematig maar steekproefsgewijs plaats. Het standpunt van klager kan derhalve, gelet op
bovenstaande uitspraken, niet worden gevolgd.

Er is voldoende wettelijke grondslag voor de toepassing van visitaties na bezoek, gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid van de Pbw. De klacht heeft betrekking op één enkele visitatie, namelijk die van 6 februari 2016. Dat sprake zou zijn van
een onaanvaardbare hoeveelheid visitaties, is door klager niet gesteld.

In eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie reeds geoordeeld dat steekproefsgewijze visitaties niet in strijd zijn met de wet, en niet, alhoewel deze als vernederend kunnen worden ervaren, als onredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt.

De beroepscommissie komt dan ook niet tot een ander oordeel dan de beklagcommissie. Zij zal het beroep ongegrond verklaren en de beslissing van de beklagcommissie bevestigen.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 8 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven