Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1958/GA, 16 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:16-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1958/GA
betreft: [...] datum: 16 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 september 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 november 2002, gehouden in de locatie Norgerhaven te veenhuizen, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de locatie Ooyerhoek voornoemd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet nakomen van hetgeen de beklagcommissie in haar uitspraak van 22 mei 2002 heeft bepaald, te weten dat de directeur binnen twee weken na de uitspraak contact dient op te nemen met klager, teneinde te bezienof er meer mogelijkheden zijn voor klager met betrekking tot het gebruik van de ter beschikking staande computers.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur had in het geval van klager meer actie moeten ondernemen. In andere inrichtingen dan Ooyerhoek zijn voor de gedetineerden meer mogelijkheden om met computers te werken. Klager heeft inderdaad een gesprek gehad deunit-directeur en de systeembeheerder. In dat gesprek zijn (onder meer) de technische (on)mogelijkheden besproken. Klager is van mening dat er op zich voldoende mogelijkheden kunnen worden geboden om het voor hem mogelijk te makenzijn studie te vervolgen. In een aantal andere inrichtingen is het toegestaan om een computer op cel te hebben. De directeur heeft aangegeven dat hij de geldende regelgeving moet volgen. In andere inrichtingen hoeft dat kennelijkdus niet. Directeur zegt voorts dat hij klager begrijpt en hem graag zou willen helpen maar dat hij daar geen mogelijkheden voor heeft. Klager krijgt geen extra uren onderwijs. Het is klager gedurende tweeëneenhalf jaar toegestaanom een computer op cel te houden. Nu zou er opeens regelgeving zijn die dit verbiedt. Dat zou blijken uit de brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen van 27 december 2001, betreffende computers op cel. Nu hangt het opregelgeving. Die regelgeving betreft een brief van de hoofddirecteur van de DJI. Overigens wordt ook binnen de p.i. Achterhoek verschil gemaakt. In de locatie Doetinchem is het houden van een playstation, klager gelooft dat het dePS2 betreft, toegestaan. Klager is van mening dat differentiatie ten aanzien van de individuele gedetineerde het uitgangspunt van de detentie zou moeten zijn. Dat betekent in de ogen van klager dat de directeur eerder eenuitzondering moeten kunnen en willen maken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager komt tijdens de behandeling van het beroep weer terug op zijn klacht met betrekking tot het verbod van het houden van een PC op cel. Die fase is volgens de directeur voorbij. In beroep speelt enkel nog de vraag wat er voorklager buiten de cel voor mogelijkheden bestaan. De PC op de onderwijsafdeling is een oude computer. Die voldoet niet aan de eisen die klagers opleiding stellen; daarvoor is nodig dat hij op een meer geavanceerde computer kanwerken. De inrichting heeft hem die mogelijkheid geboden. Op zich kan klager dus op een daartoe geschikte computer werken. De directeur kan klager evenwel niet meer uren werk op de computer toekennen dan hij nu al heeft. Inincidentele gevallen kan er weliswaar een uitzondering gemaakt worden maar dat kan niet structureel. De algemeen directeur van de p.i. heeft dit probleem in groter verband aan de orde gesteld. De directeur kan nog niet zeggen wat deuitkomst daarvan is.
Indien klager zou opteren voor een overplaatsing naar een inrichting met een regime waarbij er meer aansluiting is in zijn onderwijsbehoefte, zal de locatie te allen tijde meewerken. De realiteit gebiedt de directeur echter om op temerken dat in alle inrichtingen de mogelijkheden voor computergebruik eerder minder zullen worden. Klager zegt tenminste vijf uren per week gebruik te moeten maken van een PC, helaas kan de inrichting het (structureel) slechts eenuur per week bieden. Dit geldt in de locatie voor alle gedetineerden. Iedere locatie binnen de p.i. Achterhoek heeft een bepaalde beleidsvrijheid. De regelgeving over ICT laat echter aan directeur geen ruimte. Dat dit in een andereeen PC op cel wel tot de mogelijkheden behoort, wil niet zeggen dat dit in locatie Ooyerhoek ook zo zou moeten zijn. De directeur wil, hoezeer hij het probleem van klager ook begrijpt, geen precedent scheppen. In een halfopen en eenopen inrichting heerst een ander regime en mogelijk dat de regels daar minder strak worden gehanteerd. Binnen de locatie Ooyerhoek is dat echter niet mogelijk.

3. De beoordeling
Onweersproken is dat de directeur en klager overleg hebben gevoerd omtrent de mogelijkheden voor klager om binnen de inrichting gebruik te kunnen maken van een computer ten behoeve van zijn studie. De omstandigheid dat dit nietheeft geleid tot het door klager gewenste resultaat, doet daaraan niet af. Dit maakt dat hetgeen in beroep naar voren is gebracht niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep moet daaromongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat de wijziging van inzichten met betrekking tot de toegankelijkheid van ICT-apparatuur voor gedetineerden, en dan met name de teruggang daarvan, in haar ogen niet bevorderlijk is voor deuitwerking van -kortweg- het resocialisatiebeginsel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven