Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1536/GA, 18 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1536/GA

betreft: [...] datum: 18 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 27 juni 2002 van de alleensprekende beklagrechter uit de commissie van toezicht bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede diens raadsvrouw mr. J. Serrarens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter
Het beklag betreft de bejegening van klager, respectievelijk door een personeelslid, het afdelingshoofd en de directeur van voornoemde inrichting.

De alleensprekende beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de alleensprekende beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagrechter was bij het nemen van de beslissing bevooroordeeld omdat klager noch op de klacht is gehoord, noch is geïnformeerd over de door de directeur aan de beklagrechter verstrekte inlichtingen.
Op 11 februari 2002 is klager door een PIW-er zeer ruw geboeid en vervolgens door deze bedreigd. De klacht van klager heeft daar betrekking op, maar vooral ook op de wijze waarop de directie op die klacht heeft gereageerd. Over debejegening door de PIW-er heeft klager direct zijn beklag gedaan bij het afdelingshoofd. Laatstgenoemde zegde toe de klacht te onderzoeken en klager over de afloop te informeren. Echter, buiten de mededeling aan klager dat debewuste PIW-er zich inderdaad slecht heeft gedragen, hoorde klager er niets meer over. Klager heeft vervolgens de directeur verzocht om actie te ondernemen. Dit is niet gebeurd. Klager klaagt uitdrukkelijk ook en juist over het feitdat de directeur verzuimt misstanden grondig te onderzoeken en naar aanleiding daarvan gepaste maatregelen te nemen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de alleensprekende beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager voert aan dat hij niet door de beklagrechter op zijn klacht is gehoord, alsmede dat hij niet is geïnformeerd over de door de directeur aan de beklagrechter verstrekte inlichtingen. Wat er ook zij van de door klager gesteldeverzuimen, nu de beroepscommissie het beklag alsnog in volle omvang beoordeelt, kunnen deze in zoverre niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Voorzover de klacht betrekking heeft op de bejegening van klager door hetafdelingshoofd en de betreffende PIW-er, oordeelt de beroepscommissie dat de alleensprekende beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist nu de door klager gestelde (feitelijke) gedragingen van hetafdelingshoofd en de PIW-er jegens hem niet kunnen worden beschouwd als beslissingen van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw.
In zoverre moet het beroep ongegrond worden verklaard.

Het optreden van de directeur naar aanleiding van de klacht vormt in beroep geen afzonderlijk punt van beoordeling. Als beklag wordt ingediend is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat beklag niet bepalend of dedirecteur naar aanleiding van het ingediende beklag onderzoek heeft gedaan, maar bepalend is of het beklag zich richt tegen een beslissing door of vanwege de directeur.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beschikking van de alleensprekende beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 18 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven