Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1880/GV, 20 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1880/GV

betreft: [...] datum: 20 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 juni 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het vrijhedenadvies van klager van 18 maart 2016.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De slachtoffers zullen nimmer blij zijn met het toekennen van verlof aan klager, maar dit dient niet te betekenen dat klager niet in aanmerking kan komen voor verlof. Niet is gebleken dat op basis van deze negatieve reacties maatschappelijke onrust is
te verwachten. Klager is van onbesproken gedrag in de inrichting. In de positieve beslissing van de Staatssecretaris is vermeld dat het verlof kan worden ingetrokken in geval zich incidenten voordoen, maar zulks is niet het geval geweest.
Het feit dat het verlofadres zich binnen een straal van vijf kilometer van de slachtoffers bevindt is niet nieuw ten opzichte van het vorige beroep dat door de beroepscommissie gegrond is verklaard (RSJ 12 mei 2016, 16/1304/GV). Het verlofadres is
bovendien – blijkens het reclasseringsrapport – goedgekeurd voor elektronische controle. Dit kan worden ondervangen door een locatiegebod, waarbij monitoring niet noodzakelijk is. De strafrechter heeft destijds aan klager geen bijzondere voorwaarden
opgelegd, terwijl klager toen ook al woonachtig was in Zwolle. De reclassering heeft weliswaar aangegeven dat een verblijf in Zwolle niet wenselijk is, de gemeente Zwolle heeft juist verklaard bereid te zijn met klager naar woonruimte te willen zoeken.
Dat klager een beperkt sociaal netwerk heeft, is niet aan hem te wijten. Voorkomen dient te worden dat klager, nu hij geen ander verlofadres op kan geven, tot zijn einddatum ingesloten blijft. Dit doet af aan een goede voorbereiding op terugkeer in de
maatschappij, waar niet alleen klager, maar ook de maatschappij bij gebaat is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van reacties van de slachtoffers en hun ouders heeft de burgemeester van de gemeente Zwolle aangegeven dat het verlof beter niet in Zwolle kan plaatsvinden, vanwege de ernstige zorgen van de slachtoffers en de te verwachten
maatschappelijke onrust. Het verlofadres wordt door de reclassering niet geschikt bevonden. Blijkens het reclasseringsrapport is, gelet op de geringe afstand tussen het verlofadres en het woonadres van de slachtoffers, elektronische controle niet
mogelijk. Via de reclassering is klager aangemeld bij Exodus Groningen in combinatie met behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) Assen. Op dit moment is verlofverlening nog onaanvaardbaar.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Zwolle heeft aanvankelijk positief, maar later negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat destijds eerst nagegaan diende te worden hoe de slachtoffers erover dachten dat
klager
weer terug zou komen in Zwolle.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
De reclassering heeft aangegeven dat het niet wenselijk is dat klager zijn verlof in Zwolle doorbrengt. Elektronische controle is bij de afstanden tussen het verlofadres en de adressen waar de slachtoffers wonen niet mogelijk. Behandeling van klager is
noodzakelijk, daartoe kan klager mogelijkerwijs naar Exodus Groningen in combinatie met een behandeling bij de AFPN Assen. Elektronische controle ten behoeve van deze locaties is wel mogelijk.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens het plegen van ontucht en het seksueel binnendringen van een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, jonger dan 12 jaar, meermalen gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijke
v.i.-datum valt op of omstreeks 24 maart 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Bij beslissing van 11 april 2016 heeft de Staatssecretaris klagers verlofaanvraag afgewezen. Hiertegen heeft klager beroep ingesteld. De beroepscommissie heeft in RSJ 12 mei 2016, 16/1304/GV geoordeeld dat de bestreden beslissing, en dan met name het
argument dat geen locatiegebod kan worden opgelegd, onvoldoende gemotiveerd is en de Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Op 31 mei 2016 heeft de Staatssecretaris positief beslist op klagers verlofaanvraag, maar op 3 juni 2016
heeft hij deze beslissing ingetrokken en de aanvraag nogmaals afgewezen vanwege het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van en anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf (artikel 4, onder g. van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting (de Regeling)) en het risico van maatschappelijke onrust (artikel 4, onder i. van de Regeling).

Onweersproken is dat de slachtoffers van het door klager gepleegde strafbare feit op 2,3 respectievelijk 5 kilometer afstand van het door klager opgegeven verlofadres wonen. Uit de stukken maakt de beroepscommissie op dat de slachtoffers angst hebben
voor een mogelijke confrontatie met klager. Gelet op de afstand tussen het verlofadres en de woonadressen van de slachtoffers, is de beroepscommissie van oordeel dat sprake is van een reëel risico op ongewenste confrontatie met de slachtoffers. De
vraag
is of dit risico kan worden ondervangen door middel van bijzondere voorwaarden.

Uit de door de selectiefunctionaris overgelegde e-mail van de reclassering van 26 mei 2016 volgt dat in geval van verlof van een gedetineerde die een ernstig delict heeft gepleegd waarbij aanwijsbare slachtoffers zijn, een locatieverbod (met
elektronisch toezicht) rondom de woonadressen van de slachtoffers wordt opgelegd. In verband met de aanrijtijd van de politie wordt een straal van minimaal vijf kilometer rondom de woonadressen van de slachtoffers gehanteerd. Dit betekent eveneens dat
het verlofadres zich op minimaal vijf kilometer afstand moet bevinden van het adres van de slachtoffers. Gelet hierop is de beroepscommissie met de Staatssecretaris van oordeel dat het risico op slachtofferconfrontatie niet kan worden ondervangen door
een locatiegebod.

Het argument van klagers raadsvrouw dat verlof in dit geval nooit zal kunnen plaatsvinden omdat klager slechts contacten heeft in Zwolle en dus alleen daar verlof zou kunnen doorbrengen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Uit het
reclasseringsrapport blijkt namelijk dat behandeling van klager noodzakelijk is en dat concrete mogelijkheden bestaan om klager tijdens zijn detentie te laten behandelen bij Exodus Groningen. Deze instelling zou kunnen dienen als verlofadres.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder g. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 20 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven