Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2137/GM, 13 december 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2137/GM

betreft: [klager] datum: 13 december 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 28 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel te Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 20 november 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Bij gebreke van een bekend adres van klager is – uiteindelijk – afgezien van het nader horen van klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 9 oktober 2001, betreft het verplicht afbouwen van klagers methadondosering.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager wordt verplicht om zijn methadon af te bouwen van een onderhoudsdosering van 50 mg per dag (10 pillen van 5 mg) naar een dosering van 40 mg per dag, terwijl hij al 22 jaar verslaafd is.Klager krijgt al jaren een onderhoudsdosis bij het C.A.D. te Apeldoorn.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Op grond van het beleid in de inrichting wordt standaard aan gedetineerden die lang verslaafd zijn een onderhoudsdosis van 40 mg per dag verstrekt, tenzij de gedetineerdekan aantonen dat hij door een officiële instantie op een hogere onderhoudsdosis is gezet.
Routinematig wordt de gedetineerde gevraagd of hij verslaafd is aan drugs en of hij methadon gebruikt. Tevens wordt gevraagd of de gedetineerde in een of ander methadonprogramma zit. Indien dat het geval is wordt doorgaans dedosering verstrekt die de gedetineerde ook in het programma kreeg.
In het geval van klager kwam van zijn kant geen informatie. Pas naar aanleiding van de bemiddelingspoging van de medisch adviseur komt klager met de informatie over het C.A.D. te Apeldoorn. Dit blijkt ook te kloppen.
Inmiddels kreeg klager al zes weken een onderhoudsdosis van 40 mg methadon per dag en functioneerde hij volstrekt normaal. Er was geen medische indicatie om de onderhoudsdosis weer te verhogen van 40 mg naar 50 mg per dag.

3. De beoordeling
Aannemelijk is geworden dat klager een langdurig verslavingsverleden heeft en dat hij in de periode voorafgaand aan zijn detentie in p.i. Ter Apel een dagelijkse onderhoudsdosis methadon verstrekt kreeg.
Ingevolge de ‘Handreiking methadonverstrekking aan gedetineerden’ (5113734/01/DJI) ligt het in de rede dat een gedetineerde die vóór zijn detentie reeds methadon gebruikte in het kader van een door een arts gecontroleerdeonderhoudsbehandeling, ook tijdens de detentie, wanneer deze van korte duur is, een onderhoudsdosis methadon verstrekt krijgt, tenzij dit gecontraïndiceerd is. Klager heeft ook een dergelijke onderhoudsdosis ontvangen, maar hijklaagt erover dat deze dosis 10 mg. lager was dan hetgeen hij gebruikelijk tot zich nam.
Niet is komen vast te staan dat klager tijdig heeft aangegeven dat hij in een regulier programma zat waarin aan hem een onderhoudsdosis van 50 mg. per dag was voorgeschreven – ook het verzoek aan de medisch adviseur rept daaromtrentniet -. Eerst bij gelegenheid van de bemiddeling door de medisch adviseur komen nadere gegevens boven tafel, te weten een via het CAD Apeldoorn voorgeschreven dosis van 50 mg.
Op grond van voorgaande overwegingen komt de beroepscommissie tot het oordeel dat gezien de bovengeschetste omstandigheden het onderhavig handelen van de inrichtingsarts, inhoudende de beperkte afbouw van klagers methadongebruik,als niet in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm moet worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 13 december 2002

secretaris voorzitter

Naar boven